Over de rol van kunst in een globaliserende samenleving

Framer Framed

De exotische blik (Framer Framed, 28 februari 2010) bij het Wereldmuseum in Rotterdam

Verslag: de exotische blik

Terwijl onder curatoren discussies spelen over de rol van musea in een cultureel diverse samenleving en de representatie van ‘niet-westerse’ kunst in musea en culturele instellingen, lijkt de druk van marktwerking (bezoekersaantallen) aan te zetten tot het maken van blockbuster-tentoonstellingen. Het gevaar is dat bij de representatie van niet-westerse culturen kunstinstellingen al snel in clichés vervallen die makkelijk herkenbaar zijn voor een groot publiek. Hierbij kan gedacht worden aan Kleurrijk India en Bollywood, Braziliaans Carnaval in het Tropenmuseum of de recente aandacht voor de positie van Moslimvrouwen.

De exotische blik vroeger en nu
In 2009 was in het Teylers Museum de tentoonstelling De exotische mens. Andere culturen als amusement te zien. Aanleiding was een bruikleen van honderden affiches van volkerenshows tussen 1830 en 1930. Naast deze affiches werd werk getoond van hedendaagse kunstenaars. Kunstenaars, zoals bijvoorbeeld Renée Cox en Carrie Mae Weems, die reflecteren op de wijze waarop in het verleden (en heden) de exotische mens wordt gepresenteerd. Bert Sliggers, curator van de tentoonstelling, vertelt hoe tijdens de wereldtentoonstelling in 1883 in Amsterdam een half jaar Surinamers te bekijken waren op het Museumplein. “Deze mensen werden gewoon te kijk gezet, als amusement, alsof het dieren waren. Maar ook nu wordt nog op diezelfde wijze gekeken naar Niet-Westerse culturen in televisieprogramma’s als bijvoorbeeld Groeten uit de Rimboe. De exotische blik is ons aangeleerd en daar hebben we nog steeds last van. Een diepgewortelde racistische blik zit in onze cultuur, waarbij we een zeer gekleurde blik hebben richting de ander,” aldus Sliggers.

De expositie De exotische mens (2009) van het Teylers Museum, Haarlem

Francio Guadeloupe deelt deze kritiek: “Op de een of andere manier kunnen we nog steeds het begrip Nederlander en kleur niet samenbrengen. Die twee lijken elkaar uit te sluiten. Ik maak een onderscheid tussen multiculturalisme en multiculturaliteit. Multiculturalisme is bijna een ideologie. De ideologie dat allen culturen naast elkaar moeten kunnen leven. Multiculturaliteit is een gegeven en vanuit dat gegeven kun je er vanuit gaan dat volkeren altijd zullen mengen. Toch hebben we het als het gaat over de Islam altijd over het Midden-Oosten. Dat is een erfenis van het kolonialisme, de eeuwige redenering; wij zijn hier en zij zijn daar. Maar wij zijn allen historisch met elkaar vergroeid. De strijd van de vrijheid van meningsuiting en de strijd van slaven voor hun vrijheid zijn historisch onlosmakelijk met elkaar verbonden. “Ik pleit voor granulariteit. Dit houdt in dat je naar de ander kijkt op basis van meervoudige identiteiten en het gegeven dat de ander ook voortdurend in verandering is. We moeten af van het idee: een zwarte ontmoet een witte. Een collega vroeg mij ooit: Hoe vind je het om te werken met alleen maar witte mensen? Ik antwoordde: Zo kijk ik niet. Ik zie geen witte mensen: ik zie jou. Het gaat niet om je roots, maar om je routes.”

Rocky Tuhuteru herkent zich zeker in de roots en routes, maar minder in het model van onderdrukkers en onderdrukkers. Hij is van Molukse origine en heeft aan de culturele bagage die hij van zijn ouders meegekregen nieuwe bagage toegevoegd. In de jaren ’80 organiseerde hij in Paradiso Moluccan Moods. Avonden waarbij de cultuur en beleving van de Molukse gemeenschap getoond werd. Daar speelde ook de violiste Esther Aputiley. “Wij waren trots op haar. Zij speelde klassieke muziek, maar toch beschouwden wij haar als onderdeel van onze cultuur. Ik zie de ontmoeting van verschillende culturen niet als conflict, maar als iets dat vanzelf gaat. De belangstelling voor Amerikaanse soul en jazz in combinatie met de Molukse volksliedjes leidde tot Molukse Folk.”

De positie van volkenkundige en kunstmusea in een multiculturele samenleving
Liesbeth Levy vraagt Stanley Bremer, directeur van het Wereldmuseum in Rotterdam, of de geschiedenis van het kolonialisme en de huidige multiculturele samenleving geen verplichtingen scheppen richting een museum zoals het Wereldmuseum. Bremer wil het niet meer hebben over de multiculturele samenleving: “Die is nu zo van zelfsprekend, dat is geen onderwerp meer voor ons. Wij kijken niet naar verschillen tussen culturen, maar zoeken de overeenkomsten. In die zoektocht naar overeenkomsten focussen wij op religie en spiritualiteit. Dat is voor ons de rode draad: waar kom je vandaan, waar ben je nu, waar ga je naar toe? Wij zijn een kunstmuseum. We presenteren onze stukken niet meer als exotische stukken, maar als autonome kunstwerken. Als je meer wilt weten over de getoonde werken, dan kun je de audiotour volgen.”

Meta Knol, directeur van Museum de Lakenhal, vraagt zich af wanneer iets kunst is: “De herkomst en de geschiedenis van de stukken uit het Wereldmuseum vertellen dat die stukken niet bedoeld zijn als autonome kunst, maar gemaakt zijn als gebruiksvoorwerpen of stukken met een religieuze of symbolische betekenis. In Duitsland was ik in een museum waar etnografica en hedendaagse beeldende kunst door elkaar heen werden gepresenteerd. Een feest voor het oog, maar ik werd er niet veel wijzer van.” Knol heeft zich bezig gehouden hoe beeldende kunstmusea en volkenkundige musea kunnen samenwerken: “Het is niet zo dat de musea elkaars rol moeten overnemen. Ze hebben beiden hun eigen autonome posities, maar het is goed als deze musea communiceren met elkaar.” Zo organiseert zij ontmoetingen tussen conservatoren van de verschillende musea zodat zij zich realiseren dat de verschillende collecties voor beiden relevant zijn bij het maken van tentoonstellingen.

Voor Bremer gaat de rolverdeling tussen de verschillende musea ook over keuzes maken. “Het Wereldmuseum heeft een duidelijke keuze gemaakt. Wij presenteren onze stukken als kunst.” Nancy Jouwe, directeur van Kosmopolis Utrecht en Stichting Papua Cultureel Erfgoed: “Als Bremer de verzameling als autonome kunst ziet, vertelt hij dan ook iets over de kunstenaars? Zijn de namen van deze kunstenaars bekend?” Probleem bij de keuze en presentatie van het Wereldmuseum is voor Liane van der Linde, directeur Kosmopolis Rotterdam, dat het uitgaat van vermeende authenticiteit van culturen. Dat zij eenzijdig streven naar het presenteren van kunst is van voor ‘first contact’. Uitwisseling tussen mensen staat aan de basis van iedere hedendaagse cultuur. Daar lijkt in het Wereld museum geen ruimte voor. Liane is van Indische afkomst en behoort tot een groep en die buiten de boot valt in het Wereldmuseum. “Het valt mij op dat er zo veel en vaak wordt gedacht vanuit nationaliteiten.” Bremer zegt dat als Van der Linden dat jammer vindt ze maar ergens anders heen moet gaan.

Guadeloupe mist in de wijze van tentoonstelling en de keuze die Bremer heeft gemaakt het heden. “Wat zijn nu de spirituele kwesties, waar de hedendaagse mens mee worstelt, daarover komen we niets te weten.” Ook vanuit de zaal komt kritiek dat Bremer zich op geen enkele manier verhoudt tot het heden. Er is geen dialoog met de samenleving zoals deze nu is. Een verklaring hiervoor zou kunnen zitten in de traditie van volkenkundige musea, waarbij de culturele antropologie mensen uit den vreemde vaak beschouwde als levende fossielen uit verstreken ontwikkelingsstadia van de mens. Sliggers is echter ook blij dat we niet meer met bussen de wijk in hoeven te trekken om kunst aan de man te brengen en voortdurend in dialoog te treden.

Marketing, etnomarketing of gewoon goede cultuureducatie?
Na een analyse van de historische exotische blik en een verkenning van posities van de verschillende musea rond de representatie van niet-westerse kunst, komt de centrale probleemstelling van het debat aan bod: Werkt de roep om marktwerking in de kunstsector exotisering in de hand?

Huib Akihary, directeur van Museum Maluku in Utrecht: “Musea lopen achter als het gaat om marketing van nieuwe doelgroepen. Musea moeten breder leren kijken en inspelen op de veranderde samenleving. Er is een middenklasse aan het ontstaan met een dubbele culturele binding. Dat is een interessante doelgroep.” Tuhuteru vindt de term etnomarketing geen gelukkige. “Zodra je de moed en soepelheid hebt de wereld breed te zien, ben je gewoon bezig met goede marketing.” Bremer geeft aan dat innovatie en marketing juist heel goed samen kunnen gaan. Zijn commerciële benadering zit in het totaalconcept van museum, restaurant, reisbureau en verhuur en niet zozeer in de tentoonstellingen zelf. Hij verdient niet aan de tentoonstellingen als wel aan alle zaken die verder in het museum plaatsvinden.

“Los van de commerciële motieven om nieuwe doelgroepen te bereiken is er ook gewoon de maatschappelijke rol die musea zouden moeten spelen in een cultureel diverse samenleving. Op deze rol zijn ze echter totaal niet toegerust omdat de museumwereld blank is,” stelt iemand vanuit het publiek. Slechts in tijdelijke projecten en activiteiten lijkt er aandacht te zijn voor nieuwe doelgroepen. Dat is niet duurzaam en heeft geen invloed op het reguliere museumbeleid. Terwijl die nieuwe doelgroepen geen genoegen nemen met af en toe eens een kijken in de keuken te mogen nemen, men willen zelf koken.

Willen de musea nieuwe doelgroepen bereiken, dan moet er aldus Sliggers vooral worden geïnvesteerd in goede cultuureducatie. “Als je scholieren binnenkrijgt dan werk je aan je toekomst.” Bremer is het hier mee eens. Wat betreft het willen meekoken van bepaalde groepen geeft hij aan dat hij zich richt op de groepen die al kunnen koken: hoogopgeleid mensen met een biculturele achtergrond.

Guadeloupe: “Bremer richt zich alleen op de toplaag. Wat doen we met al die anderen? Natuurlijk is cultuureducatie belangrijk. Maar de mensen die buiten de boot vallen? Daar heeft etnomarketing geen antwoord op, dat gaat over klasse verschillen.”

De conclusie van dit debat: de exotische blik bestaat nog steeds. Gelukkig is het aanwezige gezelschap op deze middag zich zeer bewust van het proces waar musea zich momenteel in bevinden. Het gaat om instituten die deels ontstaan zijn in een tijdperk waarin met een perspectief van Westerse dominantie naar de wereld werd gekeken. Deze instituten moeten en willen een rol veroveren in een cultureel diverse samenleving. Om dat te bereiken zullen ze deels hun tradities moeten herijken. Daarnaast zullen ze te allen tijde moeten waken niet terug te vallen in tradities van exotisering, die diep geworteld zit in de Westerse cultuur.

Verslag: Rineke Kraaij van het debat De exotische blik (Framer Framed, 28 februari 2010) bij het Wereldmuseum in Rotterdam.



Koloniale geschiedenis / Museologie / Omstreden erfgoed /

Agenda


De exotische blik
Debat over de koloniale erfenis van onze exotische blik

Netwerk


Rocky Tuhuteru

Programmamaker, radio- en televisiepresentator

Stanley Bremer

Directeur Wereldmuseum

Bert Sliggers

Curator, auteur

Francio Guadeloupe

Cultureel antropoloog, docent, onderzoeker

Meta Knol

Kunsthistoricus

Magazine