Framer Framed, De Appel en de stad - door Joke Wolf
Kunstinstellingen De Appel en Framer Framed mogen uiteenliggende achtergronden hebben, juist nu hebben ze veel gemeen. Ze zitten beide langs de rand van de stad en in die periferie verandert veel op dit moment. Wat doen ze met hun omgeving?
Tekst: Joke de Wolf
Het is druk op de noordelijke IJ-oever tussen de pont en Filmmuseum EYE. Op de IJpromenade, zoals het naast elkaar gelegen fiets- en wandelpad officieel heet, stromen toeristen, dagjesmensen en studenten van de achtergelegen Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten voorbij. Een kleine opstopping bij een smal stukje grond tussen water en voetpad. Er staat een nieuw monument: een aanhangwagen met daarop negen bronzen bustes, acht mannen en een vrouw. Turkse, onbekende namen staan eronder. Het werk heet, zo staat er op het bordje, The First Turk Immigrant or The Nameless Heroes of The Revolution, en is gemaakt door Suat Ögüt. De kunstenaar constateerde, toen hij zelf uit Turkije naar West-Europa emigreerde in 2012, dat het slecht is gesteld met de geschiedschrijving van de emigranten. Met de gastarbeiders, de mensen die om economische redenen vanaf de jaren zestig naar West-Europa kwamen, kwamen ook politieke vluchtelingenmee, soms was er overlap. Maar hun geschiedenis is niet opgeschreven. Niet door het land van herkomst – dat hen liever kwijt dan rijk was – en niet door de landen vanwaar ze hun verzet vaak nog voortzetten. Ögüt noemt het een nomadisch monument en hoopt het later rond te kunnen rijden door de woonwijken van Noord.
Voorlopig staat het monument stil, recht voor het complex de Tolhuistuin en het daarin gevestigde Framer Framed, het platform voor kunst en cultuur dat ervoor zorgde dat het monument er staat. Framer Framed ontstond in 2009 als reizende debatorganisatie, in 2014 landde het platform in Amsterdam-Noord. Vanaf het begin is het bezig met onderzoek naar en debatten over de rol van het museum in een globaliserende samenleving. Het kunstmuseum én het volkenkundig museum welteverstaan, die vaak nog steeds darwinistische begrippen als vertrekpunt hadden. De naam komt van een boek uit 1992 van de Vietnamese filmmaakster Trinh T. Minhha, die de framer, de uitlegger, hokjesman, zélf uitlegt. Sinds het in Noord is neergestreken, is Framer Framed begonnen zelf tentoonstellingen te maken. Politicoloog Josien Pieterse en cultureel antropoloog Cas Bool vormen samen de directie.
Een half uur fietsen verder, ingeklemd tussen de ringweg en station Lelylaan, zit De Appel, een instituut met een heel andere achtergrond. Opgericht in 1975 als centrum voor hedendaagse kunst, met aandacht voor nieuwe kunstvormen zoals performances en videokunst. Na een bestuurlijk rumoerige tijd trok het kunstcentrum in februari 2017 van het grote pand aan de Prins Hendrikkade naar deze locatie, een halve verdieping in het oude gebouw van het Calvijn College. Rondom rijdt bouwverkeer af en aan. ‘Eerst liep er hier aan de voorkant nog een fietspad, nu hebben we een nieuwe weg hiernaast’, zegt directeur Niels Van Tomme opgewekt. De Belg komt uit de internationale kunstwereld, studeerde culturele studies in Leuven en liet bij zijn aantreden in 2016 meteen weten dat De Appel best wat minder autoritair en gesloten mocht zijn. Openstaan voor contact met de buren is lang niet vanzelfsprekend geweest voor instellingen voor hedendaagse kunst. Toevallige ontmoetingen tussen de artistieke avantgarde met Jan met de pet, Henk en Ingrid leiden vaak tot wederzijds onbegrip. Tegelijkertijd is er geen kunst zonder publiek en zijn er ook nu veel kunstenaars die juist de underdogs, minderheden en door stijgende huren uit de stad verdreven burgers als belangrijkste geestverwanten zien. Hoe pakken de instellingen de ontmoetingen aan, wat zijn hun beweegredenen?
Voor Framer Framed hoorde het opzoeken van de omgeving bij het ideologische vertrekpunt. Museale automatismen moeten bevraagd en ter discussie gesteld, de curatoren halen niet alleen kunst en kunstenaars van ‘niet-westerse’ oorsprong naar Amsterdam-Noord, Amsterdammers met een deel van hun geschiedenis in diezelfde regio’s moeten dan ook betrokken worden. Dat gebeurt gericht – een muzikant of een columnist uit de buurt geeft commentaar op de kunst. Daarnaast zijn er allerlei educatieprogramma’s met een vmbo uit de buurt, ook is de toegang voor de tentoonstellingen gratis en kan iedereen dus binnenlopen. Dat klinkt allemaal bijzonder positief, in de praktijk zijn er drempels en struikelblokken. Alleen al qua locatie – volgend jaar wordt de huur vervijfvoudigd en moet er worden gezocht naar een nieuwe plek – ook in de buurt.
In 2017 onderzochten sociologen van de UvA de culturele voorzieningen in de Molenwijk, het Bijlmerbroertje in het puntje van Noord, ook met hoge flats. Conclusie: er was niets te doen qua cultuur. Pieterse en Bool kwamen met het voorstel een jaar lang dingen te organiseren vanuit de wijk, vanwege zijn vijftigjarig jubileum. In september gaat het project van start. ‘Er is een grote kloof tussen deze oever en de rest van de wijk. Toen we hier kwamen, dachten we dat we een band met Noord zouden krijgen. Maar de nieuwe woningen worden heel duur, de bestaande bevolking trekt weg. Er is nog wel jongerenwerk, maar dat is erg gericht op jongens en op sport.’
Pieterse en Bool zien daarin een van hun missies: jongeren laten zien wat cultuur kan brengen. Niet alleen knutselen, ook met hen over kunst praten, laten zien dat zij er ook wat over kunnen zeggen. Bool: ‘Zoals toen we het werk van de Egyptische kunstenaar Heba Amin hier hadden. Zij heeft voor de Netflixserie Homeland de graffiti op de muren verzorgd. Zonder dat iemand in de productie het door had, leverde ze in de Arabische teksten kritiek op de nogal patriottisch Amerikaanse, anti Midden-Oostenserie. En het leuke was: scholieren die Arabisch kunnen lezen, legden aan hun docenten uit wat Amin had gedaan. Ze begrepen wat de Amerikaanse producenten niet hadden gezien, omdat ze de kennis misten. Dat er teksten als “Homeland is onzin” in miljoenen Amerikaanse huiskamers waren terechtgekomen.’
Aan de andere kant van de stad laat ook Van Tomme teksten op muren zetten. ‘You don’t have to be here’ staat er in reflecterende letters op de hoek van het gebouw. Van Tomme: ‘Niet iedereen zal het direct herkennen en dat is ook de grap. Het is een quote van de premier van Nederland, uit de tekst die hij voor de verkiezingen in januari vorig jaar publiceerde. Het slaat voor Rutte op de “nietnormalen”, maar je kunt het hier, op deze plek, net zo goed lezen als een uitspraak over de rol van kunst en De Appel in de stad.’
De tekst is er neergezet door Antonis Pittas, een Grieks-Nederlandse kunstenaar, en is onderdeel van 2 Unlimited, een ‘tentoonstelling en publieksprogramma over het artistieke leven in Amsterdam vandaag’. Van Tomme: ‘We zitten hier in een working class migrantenbuurt, tegelijkertijd wordt er keihard gespeculeerd op de grond. We zijn zelf onderdeel van het gentrificatieproces, dat beseffen we ook. Deze tentoonstelling is een antwoord daarop. We hebben bewust gekozen voor internationale kunstenaars die meer dan twee jaar in Amsterdam wonen. Kunstenaars die de stad niet de rug toekeren uit verontwaardiging voor de afkeer die er heerst voor alles dat niet direct geld oplevert – niet direct activistisch, eerder op een poëtische manier.’
Net als Framer Framed heeft ook De Appel een onderwijsprogramma, om de band met de buurt te versterken. Niet alleen op klassikaal niveau. Van Tomme: ‘We willen liever een kleine groep mensen heel betrokken maken dan heel veel mensen een klein beetje. Bij sommige tentoonstellingen organiseren we een workshop, “het ensemble” noemen we dat, waar vaak de kunstenaar ook aan meedoet.’ Zo was er, zo is terug te zien op de website, een programma met Tamás Kaszás, een Hongaarse kunstenaar die werkt vanuit de vraag naar hoe je zonder hulp van buitenaf kunt overleven en zelfvoorzienigheid op allerlei manieren onderzoekt. Samen met The Beach, een netwerkorganisatie uit de buurt, maakte Kaszás met buurtgenoten voorwerpen die konden helpen bij de basisbehoeften.
Er zijn ook samenwerkingsprojecten met omringende scholen. Zo heeft De Appel, zonder er speciaal naar op zoek te zijn, een eigen kunstcollectie – resultaat van meer dan veertig jaar tentoonstellingen maken met soms erg gulle en dankbare kunstenaars. In een van de scholen uit de buurt kiest een schoolklas na een introductie één kunstwerk uit, dat de klas het hele schooljaar zal ‘verzorgen’: het blijft in het klaslokaal, de leerlingen bedenken er projecten omheen en gaan zo mogelijk met de kunstenaar in gesprek.
Bij Framer Framed zijn ze oprecht verrast over de vele reacties die ze krijgen op de kunstwerken die vanwege Public Art Amsterdam zijn neergezet. Walid Siti maakte een Monument to the Unsung, een ode aan alle Koerdische vrouwen die uit de heldenverhalen zijn weggelaten. In zestig speciaal gefabriceerde betonblokken liet hij de meest gebruikte vrouwennamen graveren. De witte stenen staan schuin opgestapeld tegen een breekbaar uitziende houten constructie. ‘Vanaf het begin was er heel veel belangstelling. En emotionele reacties: een voorbijganger herkende de naam van zijn moeder en zoende de steen.’
Ook binnen de muren van de tentoonstellingsruimte probeert Framer Framed de band met de stad en het hier en nu te benadrukken. Zelfs in de tentoonstelling van de in de Democratische Republiek Congo geboren Sammy Baloji, die gaat over zijn geboorteland, wist de organisatie nog een band met Amsterdam te leggen. Vanuit de tentoonstelling geeft een speciaal aangelegd raampje op filmformaat uitzicht op het IJ, vanwaar de kolonisatie en handel met Afrika in de zeventiende eeuw begonnen. Bool: ‘Lokale kunst en dingen “samen maken” wordt vaak gezien als iets dat onverenigbaar is met hoge kunst. Wij willen het tegendeel bewijzen.’
De Appel wíl helemaal geen statement maken, zegt Van Tomme. In het gesprek valt het woord ecologie regelmatig, bijvoorbeeld bij de relatie tussen het instituut en de omgeving. Het doet denken aan een evenwicht dat gezond moet zijn. Kunst zit ook besloten in de ecologie van Amsterdam, meent hij. ‘Diversiteit’ is het woord dat hij, zo benadrukt Van Tomme, juist niet gebruikt, politiek is er al genoeg.
Al mag die politiek wat Van Tomme betreft best wat zuiniger zijn op de kunst in de stad. Waarschijnlijk kan De Appel tot eind 2020 op deze locatie blijven, daarna moeten ze weer op zoek naar iets nieuws. Opeens fel: ‘De aanwezigheid van dissidente stemmen heeft Amsterdam altijd sterk gemaakt. De stad dreigt nu een eenheidsworst van entrepreneurs te worden, iedereen en alles met een weerwoord wordt eruit gewerkt. Zodat het een playground wordt voor de rijken die geen band hebben met de stad.’ Nee, hij geeft de hoop niet op, er leeft genoeg in de stad, er zijn genoeg ideeën en initiatieven. ‘We moeten alleen oppassen dat de stad ze niet versmart.’ Versmarten, door broei verrotten. Het klinkt als een onmisbaar woord voor het toekomstige woordenboek van de stad.
Tekst: Joke de Wolf
Dit artikel verscheen eerder in De Groene Amsterdammer
en is met toestemming hier opnieuw gepubliceerd.
Kunst in de openbare ruimte / Amsterdam Noord / Gentrificatie / Turkey /