Errant Journal: Een gesprek tussen Radha D'Souza en Jonas Staal
Dit gesprek is een herpublicatie van de tekst ‘Introduction to the Court for Intergenerational Climate Crimes (CICC)’ gepubliceerd in Errant Journal #2 over Slow Violence als onderdeel van een special over klimaatrechtvaardigheid onder redactie van Radha D’Souza en Jonas Staal en met bijdragen van de rechters van de CICC.
Koop Errant Journal #2 Slow Violence hier.
Jonas Staal: Jouw boek What’s Wrong With Rights? is het startpunt voor onze samenwerking aan de Court for Intergenerational Climate Crimes (CICC). Hierin analyseer je hoe het liberale discours over rechten zich vertaalt naar het mensenrechtenregime. In plaats van het principe van het recht op zelfbeschikking te versterken, individualiseert het rechten als eigendom, waardoor bedrijven uiteindelijk als persoon kunnen worden gezien. Je beschrijft ook hoe het mensenrechtenregime door middel van internationale verkiezingswaarneming en schulden van de Wereldbank dwingende mechanismen kent waardoor andere vormen van maatschappelijke organisatie en levensvormen die een herverdeling van rechten noodzakelijk achten, worden ondermijnd. Om deze reden waarschuw je sociale bewegingen voorzichtig te zijn in te spelen op het narratief van het mensenrechtenregime omdat hierin het risico schuilt dat de machten die ze willen overstijgen juist worden versterkt. Kun je meer vertellen over wat een herverdeling van rechten zou inhouden in de context van intergenerationele klimaatrechtvaardigheid? En kun je nader ingaan op wat je omschrijft als ‘de natuur als een relatie’ die vraagt dat we rechten niet tot menselijke individuen beperken, maar ook onze onderlinge afhankelijkheid met niet-menselijke en andere dan-menselijke kameraden erkennen?
Radha D’Souza: In het boek schrijf ik over land en natuur als een relatie om zo bepaalde ideeën die zijn ontstaan tijdens de Europese Verlichting uit te dagen. In feodale samenlevingen stond het land centraal. Hoewel boeren en lijfeigenen werden uitgebuit, waren ze gebonden aan natuur, gemeenschap en plaats. De Europese Verlichting veranderde land en natuur in bezit en mensen in ‘arbeidskracht’. De scheiding van natuur en mensen, vaak met geweld, veranderde beide in handelswaar – levende natuur en mensen werden ‘dingen’ die gekocht en verkocht konden worden op de vastgoed- en arbeidsmarkt. Ik noem deze gewelddadige breuk van de relatie tussen natuur en mensen en hun verdrijving van de plaatsen waarmee zij verbonden waren, ‘de erfzonde’ van het kapitalisme.
Een van de kenmerken van de menselijke soort is dat ze noodzakelijkerwijs door middel van werk met de natuur moeten omgaan om de voorwaarden voor het leven te scheppen. Deze eigenschap, de noodzaak om te werken om te bestaan, de noodzaak om met de natuur om te gaan om te leven, onderscheid de menselijke soort van andere soorten. Als mensen met de natuur werken, vormen ze door hun werk een band met de natuur en met elkaar. Deze banden zijn de basis van gemeenschappen en plaatsen.
De Europese modernisering heeft die banden verbroken. Het transformeerde plaatsen in gebieden waarvoor door middel van het verlenen van burgerschap, toestemming van staten vereist is voor mensen om er te wonen en te werken. Mijn punt is, wat de wet ook mag zeggen over eigendom en arbeidsmarkten, de realiteit van het leven heeft keer op keer bevestigd, door crises na crises die de kapitalistische moderniteit heeft doorlopen, dat het niet mogelijk is om de voorwaarden te reproduceren die nodig zijn voor het menselijk leven wanneer de relatie tussen natuur en mensen wordt verbroken, of wanneer het een gewelddadige relatie is.
Mijn punt is dat de natuur en de mensen nooit zoals schoenen of overhemden handelswaar kunnen zijn. Mensen kunnen in de natuur werken, katoen verbouwen of leer maken en de overhemden en schoenen verkopen als producten van hun werk en betrokkenheid bij de natuur. Maar wanneer natuur en arbeid op zichzelf worden gekocht en verkocht, zoals sinds ‘de erfzonde’ is gebeurd, worden beide vernietigd. Dit is waar we vandaag de dag op wereldwijde schaal getuige van zijn.
Jij bent beeldend kunstenaar met een grote betrokkenheid bij sociale en mondiale rechtvaardigheid. Ik heb een aantal van je projecten gezien en er actief aan deelgenomen, bijvoorbeeld in New World Summit – Utrecht (2016) en New World Embassy: Rojava (2016). Wat was het in What´s Wrong With Rights? dat je artistieke en visuele verbeelding heeft aangewakkerd? Het boek is een academische beschouwing van het recht, een onderwerp dat velen als droog en moeilijk zullen ervaren. Hoe identificeerde je een artistiek potentieel in de ideeën die het boek ontwikkelt?
JS: Als mensen mij naar je boek vragen en wat de herverdeling van rechten betekent, niet als individueel eigendom maar als een collectieve onderneming, vat ik het altijd als volgt samen: wanneer de rechten van een rivier worden geschaad, worden eveneens de rechten van alle mensen, dieren en planten die in onderlinge afhankelijkheid van die rivier leven geschaad. Zo vernietig je de illusie dat rechten kunnen worden geïndividualiseerd: rechten zijn onderling afhankelijk en intergenerationeel, wat betekent dat onze acties in het heden zullen worden geërfd door ongeboren mensen, dieren en planten van de toekomst. Rechten kunnen niet worden geïndividualiseerd, maar ze kunnen ook niet worden gebonden aan de tijd waarin we leven en hebben betrekking op zowel voorouders als nageslacht.
Voor mij is dit begrip van de natuur-als-relatie essentieel bij het nadenken over nieuwe vormen van emancipatorische organisatievormen die sociale rechtvaardigheid kunnen bewerkstelligen, en ik was enthousiast over het idee dat we enkele van je theoretische modellen zouden kunnen vertalen naar ruimtelijke vormen. Een idee heeft altijd een vorm. Het biedt de mogelijkheid om een idee niet alleen te bestuderen, maar er ook deel van uit te maken, het te belichamen en het op verschillende manieren in praktijk te brengen. Dit is hoe ik onze dialoog zie die heeft geleid tot de CICC: een alternatief, meer dan menselijk tribunaal om klimaatmisdaden van verleden, heden en toekomst te vervolgen, ter verdediging van een onderling afhankelijke ecologie van kameraadschap en een herverdeling van rechten – tegen wat je de ‘erfzonde van het kapitalisme’ noemt.
Als gevolg hiervan is de rechtbank waaraan we hebben gewerkt een soort ecologie op zich geworden – maar een die de schending die wordt veroorzaakt door raciaal kapitalisme niet ontkent. De helft van onze rechtbank zal worden ingenomen door mensen, de andere helft door afbeeldingen van uitgestorven planten en dieren, omgekomen sinds het begin van het kolonialisme – het moment dat je beschrijft als het daadwerkelijke begin van de klimaatcatastrofe – evenals ammonietfossielen: letterlijk de fossielen van de fossiele brandstof. De fossielen die door miljoenen jaren aanwezigheid op aarde zijn ontstaan in de vorm van vergane lichamen van dieren en planten en die nu worden verbrand om het heden te versnellen en een bewoonbare toekomst onmogelijk te maken. Ze vormen de niet-menselijke getuigen in onze rechtbank, als kameraadschappelijke voorouders en als bewijs van de geschonden banden in onze gedeelde ecologie.
Maar wat betekent het voor jou als schrijver, denker, activist en jurist om je met kunst bezig te houden?
RDS: Je vraag raakt een gevoelige snaar bij mij als schrijver, denker, activist en jurist. De belangrijkste voorwaarde voor een denker is de vrijheid om te denken. Liberale rechten met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting, expressie en geweten, beperken juist de vrijheid om te denken die ze beloven. Laat me het uitleggen.
Meestal houden mensen in hun dagelijkse leven zich bezig met het zorgen voor hun gezin en met activiteiten die sociale banden verstevigen – festivals en rituelen bijvoorbeeld. Elke samenleving in de menselijke beschaving heeft echter altijd enkele leden van hun gemeenschap gehad, en moet ze hebben, die nadenken over de toekomst van de gemeenschap en de voorwaarden die nodig zijn voor de reproductie ervan als een sociale eenheid, waaronder natuurlijk ook de relatie met hun natuurlijke omgeving. Om deze reden zijn in inheemse gemeenschappen sjamanen en ouderen van belang, en feodale gemeenschappen brachten goeroes en rondreizende predikers voort buiten de formele instellingen van religie. Vrouwen speelden een grote rol bij het nadenken over de toekomst van de natuur en gemeenschappen, en oude beschavingen gaven hen een speciale plaats in de samenleving. Deze mannen en vrouwen voorzagen gevaren en handelden als antennes en sensoren om te waarschuwen voor existentiële bedreigingen. Deze maatschappelijke rol van denkers wordt vergroot in tijden van crisis. In tegenstelling tot dieren, hebben mensen geen instinctief gevoel van sociaal gevaar en collectief zelfbehoud. Mensen moeten die intuïtie cultiveren door oefening en kennis. Denkers en leraren spelen een grote rol bij het waarborgen van de leefomstandigheden door als sociale antennes en sensoren te fungeren. Het liberalisme ontneemt denkers het vermogen om als sociale antennes en sensoren van hun gemeenschappen te fungeren om hen te waarschuwen voor dreigende gevaren voor hun voortbestaan.
Het liberalisme doet dit in de eerste plaats door van denken een betaald beroep te maken – en zelfs een individualistische. Denkers zijn vervreemd van de wereld waar ze aan denken. In een betaalde baan wordt van intellectuelen verwacht dat ze nadenken over het voortbestaan van de instellingen die hen betaalt, wat niet hetzelfde is als het voortbestaan van de natuur en gemeenschappen. Wanneer wetenschappers spreken over gevaren voor de natuur en gemeenschappen, bijvoorbeeld over de rampzalige gevolgen van koolstofemissies, wordt door de instellingen die hen in dienst hebben verwacht dat ze dit doen op een manier die leidt tot hun certificering, handel en koolstofmarkten, zodat bedrijven en staten kunnen overleven door koolstof uit te stoten, maar ook kunnen profiteren van de oplossingen.
Ten tweede verwerpt het liberalisme ontologische vragen, waarmee ik de grote vragen over onze leefwereld bedoel, zoals: wat is de zin van het leven, wat is het doel, wat is het menselijk lot, ethiek en esthetiek? In de liberale filosofie zijn dit waardeloze vragen omdat ze niet direct verkoopbare resultaten opleveren. In plaats daarvan geeft het liberalisme de voorkeur aan statistische redeneringen die nodig zijn om grote organisaties te besturen, empirisme dat het denken beperkt tot wat zichtbaar is aan de oppervlakte, en atomisme dat nodig is om relaties in ‘dingen’ te veranderen. Kennis wordt opgedeeld in disciplinaire silo’s, zodat we de grootsheid van het universum reduceren tot een klein stukje ervan. We verliezen daardoor het perspectief op het leven, omdat we productie, consumptie en uitwisseling niet in de bredere context van het menselijk lot en doel kunnen plaatsen. Kennis wordt ‘kennisproductie’ en een verhandelbaar goed in dienst van de markten.
Kooplieden hebben altijd in alle beschavingen de uitwisseling van goederen en diensten mogelijk gemaakt. De Europese Verlichting maakt voor het eerst het wereldbeeld van de kooplieden en hun doel tot het menselijke wereldbeeld en doel. Wat heeft dit alles te maken met je vraag wat het betekent om als denker met kunst bezig te zijn? In één woord betekent het vrijheid, de vrijheid om te denken.
Vandaag de dag is kunst het enige kleine eilandje dat nog de ruimte geeft aan denkers om na te denken. Natuurlijk is kunst ook enorm gecommodificeerd en is er een wereldwijde kunstmarkt. Maar in een tijd waarin universiteiten filosofie-afdelingen sluiten, wanneer filosofen worden gevraagd om praktisch ‘nuttige’ kennis te produceren, wanneer de breuk met de natuur zo velen heeft vervreemd, dat zelfs veel radicale denkers vaak niet in staat zijn om de puntjes op de i te zetten, biedt radicale kunst ruimte van waaruit nieuw denken kan ontstaan over de grote existentiële vragen van onze tijd.
Je zei dat voor jou ideeën altijd vorm hebben. Evengoed kunnen we zeggen dat vormen ideeën voortbrengen. Mensen zijn een conceptafhankelijke soort. Ze hebben concepten nodig om hun weg in de wereld te vinden – als ze vuur zien, moeten ze zich kunnen voorstellen wat het met hen zal doen als ze het aanraken. De natuur is een oneindige bron van vormen en daarmee ook een onuitputtelijke bron van concepten en ideeën. De natuur bestaat niet anders dan als vormen en die vormen van de natuur hebben sinds het begin der tijden menselijke concepten gevormd en mensen in staat gesteld hun weg in de wereld te vinden. In yoga bijvoorbeeld, komt het idee dat staan als een palmboom (tada-padmasana) je ruggenmerg versterkt voort uit een zeer wetenschappelijk idee over het belang van houding voor je wervelkolom, maar ook het zeer visuele beeld van een palmboom. Eerst dien je je voor te stellen dat je rug recht is als een palmboom, om deze vervolgens na te bootsen tijdens dagelijkse oefeningen om je ruggengraat en dus je lichaam gezond te houden. Alle oefeningen in yoga bootsen houdingen van dieren en bomen na.
Wanneer onze relatie met de natuur wordt verbroken, zoals het liberalisme doet, verliezen we onze capaciteiten om concepten en ideeën te ontwikkelen uit de oneindige schat aan vormen die de natuur biedt. Ook hier stelt kunst ons in staat door middel van het vergroten van onze verbeelding, het lot van zoveel soorten en zoveel van de natuur die is uitgestorven door onze destructieve sociale instellingen te visualiseren. Een afbeelding van de verwoesting veroorzaakt door ontbossing en gedreven door staten en bedrijven die medeplichtig zijn, kan ons helpen een apocalyptische vernietiging van de Aarde voor te stellen. Het zou ons de gevolgen in kunnen laten van het geloof dat staten en bedrijven gelijke rechten kunnen hebben als personen zoals jij en ik, en dat ze zowel de oorzaak van onze vernietiging als onze redders kunnen zijn.
Het CICC-project probeert de verbeelding van mensen te vergroten. Om te laten zien hoe onze rechtssystemen die filosofisch en politiek liberalisme actualiseren, iets waar mijn boek op ingaat, deze moderne monsters creëert die rechtspersonen worden genoemd – zoals bedrijven en staten – die de focus vormen van het CICC-project. Deze rechtspersonen werken aan het reproduceren van de bestaansvoorwaarden voor bedrijven en staten op een manier die het voor mensen onmogelijk maakt om de voorwaarden voor hun bestaan te reproduceren en voor de natuur om te regenereren. Staten en bedrijven zeggen dat hun voortbestaan essentieel is voor het voortbestaan van het leven. Het CICC-project wil laten zien dat precies het tegenovergestelde waar is: dat staten en bedrijven geen ‘mensen’ zijn, maar wettelijk vastgestelde sociale structuren die het voortbestaan van alle levensvormen bedreigen en die het uitsterven voor veel soorten – inclusief menselijke gemeenschappen – al een realiteit hebben gemaakt.
In jouw kunstpraktijk benadrukt altijd sociale bewegingen en hun strijd. Historisch gezien is kunst een belangrijke aanjager van sociale verandering geweest. Zie je een dergelijke verandering vanuit kunstenaars ontstaan met betrekking tot de intergenerationele klimaatcrisis waar we getuige van zijn? Wat zouden de stilistische kenmerken van zo’n kunstvorm zijn? Kan het de door pessimisme geïnspireerde dystopische kunst uitdagen die we tegenwoordig zoveel zien?
Foto: Ruben HamelinkJS: De manier waarop je kunst beschrijft, heeft voor mij betrekking op de radicale verbeelding. Kunstinstellingen, haar infrastructuren en financialisering hebben, zoals jij ook zegt, in de eerste plaats de taak de legitimiteit van de bestaande politieke en economische orde te reproduceren. Kunstenaars zijn bedrijven en kunstwerken zijn aandelen – de grootste impact is, zoals kunstenaar Hito Steyerl opmerkt, ‘to make capitalism beautiful’. Maar de verbeelding is niet beperkt tot de commodificatie van kunst, het is van iedereen en heeft betrekking op ons vermogen om de wereld anders voor te stellen. En om de wereld te veranderen, moeten we ons eerst verandering voorstellen. In die zin is artistieke verbeelding een essentieel onderdeel van elk proces van politieke transformatie.
Natuurlijk kan verbeelding niet op zichzelf staan. Als kunstenaars die zich toeleggen op emancipatorische politiek, stellen we de wereld opnieuw voor, niet als een taak op zich, maar om de werkelijkheid te veranderen. Om te zorgen voor een herverdeling van rijkdom, voor gemeenschappelijk eigendom, voor het ontmantelen van het primaat van privé-eigendom, voor gelijke toegang tot gezondheidszorg, onderwijs en cultuur. Om dit te bereiken moeten we meer zijn dan kunstenaars, maar ook organisatoren en propagandisten, agitatoren en mobiliseerders, en vooral kameraden in sociale bewegingen en emancipatoire politieke organisaties.
Van het werk van Forensic Architecture dat zich bezighoudt met de manier waarop het klimaat wordt ingezet bij oorlogsmisdaden, tot de prikkelende performatieve protesten onder de slogan ‘We are nature defending itself’ van Laboratory for Insurrectionary Imagination, en het voedsel- en zaadactivisme van Zayaan Khan, zie ik zeker kunstenaars en anderen in het culturele veld zich organiseren om de politieke en economische machten die de klimaatcatastrofe veroorzaken het hoofd te bieden. Belangrijker nog, is dat ik zie dat ze dit niet doen onder het mom van de ‘autonome kunstenaar’, maar als onderdeel van een relationele alliantie met progressieve advocaten, activisten en emancipatoire politieke leiders. Net zoals jij zegt dat we de individualisering van rechten moeten afwijzen om liberale misvattingen niet te reproduceren, zo moeten we ook de verbeelding en omzetten ervan in politieke realiteit niet individualiseren.
Dit is voor mij essentieel; om artistieke en radicale verbeelding te begrijpen als gemeenschappelijk en relationeel. Als we het uit onze grotere strijd halen, het isoleren, reproduceren we de scheiding die je beschrijft tussen mens en natuur. Het maakt de verbeelding tot handelswaar, als iets dat kan worden vastgehouden, verhandeld, geprijsd, en iemands eigendom kan zijn. Ideeën hebben vormen, en vormen maken de praktijk en zorgen voor het bevorderen van ideeën – dit is de kern van een onderling afhankelijke emancipatorische artistieke en culturele praktijk die breekt met het idee van de soevereine kunstenaar. Het artistieke en culturele erfgoed van waaruit ik werk is geërfd van de nieuwe vormen van kunst en cultuur die hebben bijgedragen aan en mogelijk zijn geworden door nieuwe vormen van politiek, van de Sovjetrevolutie tot het ecosocialisme van Thomas Sankara, van de Sandinisten tot de sociale ecologie van de Rojava-revolutie.
Dat brengt me bij een moeilijk te beantwoorden vraag. Jij en ik hebben, naar aanleiding van jouw onderzoek in What’s Wrong With Rights?, een visuele morfologie van een alternatief klimaattribunaal geconceptualiseerd. Een die inspeelt op jouw voorstel voor een herverdeling van rechten door een ruimte te creëren waar we onderling afhankelijke en intergenerationele rechten inzetten voor onze menselijke, niet-menselijke, anders-dan-menselijke en meer-dan-menselijke kameraadschappelijke voorouders, voor de menselijke, niet-menselijke, anders-dan-menselijke en meer-dan-menselijke kameraden die leven – overleven – in ons geschonden heden, en voor de ongeboren menselijke, niet-menselijke, anders-dan-menselijke en meer-dan-menselijke kameraden die nog moeten komen. Zo hebben we ons dat voorgesteld, maar hoe brengen we het in de praktijk? Hoe ziet je in dit stadium het wettelijk kader en de procedures voor de vervolging van intergenerationele klimaatcriminaliteit in de CICC? Kunnen we bijdragen aan het overbruggen van de ruimte tussen artistieke en juridische verbeelding, om de politieke realiteit vorm te geven?
RDS: De kern van je vraag gaat over de relatie tussen theorie en praktijk. De relatie tussen weten en handelen is in mijn ogen een van de grote mysteries van het leven. Wat beweegt ons ertoe te handelen of iets te doen? Het liberalisme gaat uit van het idee dat kennis automatisch zal leiden tot rationele actie voor verandering, en dat rechten de overgang van rationele kennis naar rationele actie vergemakkelijken. Maar is dit wel zo? Er is een enorme hoeveelheid wetenschappelijke kennis die ons al tientallen jaren waarschuwt dat de manier waarop we de natuur exploiteren rampzalige gevolgen heeft voor ons leven, en een even grote hoeveelheid kennis die ons vertelt dat oorlogen en plunderingen van de Derde Wereld door bedrijven en militair-industriële complexen de belangrijkste oorzaken zijn van de wereldwijde migratiecrisis. Als kennis en rede, gemedieerd door rechten, leiden tot acties voor verandering, zouden we allemaal de straat op gaan om een einde te maken aan alle oorlogen, alle plunderingen door bedrijven en misbruik van het milieu, en de politici zouden gemakkelijk buigen voor de wil van het volk en een einde maken aan het misbruik van de natuur en volkeren, zoals ze in theorie zouden moeten doen. Maar dat gebeurt niet, en niet omdat we niet weten wat er aan de hand is. Dit is waar de toekenning van een menselijke status aan staten en bedrijven en hun relaties zo cruciaal is – zoals het CICC-project hoopt aan te tonen.
Het belangrijkste is om te bedenken dat verandering kan plaatsvinden, en dat dit heel plotseling kan gebeuren. Revoluties zijn in het verleden altijd onverwachte gebeurtenissen geweest, ze kwamen altijd als een verrassing. Wie dacht dat de bolsjewieken zouden winnen? Of de Franse boeren de aristocraten onder de guillotine zouden zetten, of dat de Chinezen zouden slagen in de Lange Mars? Vaak zijn deze veranderingen plotseling. Radicale verandering vindt plaats in een samenkomst van omstandigheden is. De machtige Sovjet-Unie implodeerde plotseling en snel, net als het Britse rijk. George Floyd was zeker niet de eerste Afro-Amerikaan die door de politie werd vermoord. Waarom veroorzaakte zijn moord zo’n wereldwijde reactie? Vijfentwintig jaar lang hebben mensen in Bristol in het Verenigd Koninkrijk actie gevoerd voor het verwijderen van het standbeeld van de slaveneigenaar Colson, en ineens zonder enige planning, gooiden ze op een dag zijn standbeeld spontaan in de rivier. Hoe kan dat?
Instituten imploderen onder het gewicht van hun eigen tegenstrijdigheden. Dit geldt ook voor staten en bedrijven. De echte vraag voor politieke actie is deze: wanneer de instellingen imploderen, staan we dan klaar om het moment te grijpen en de wereld te veranderen? De ineenstorting van het kapitalisme in het begin van de twintigste eeuw leidde bijvoorbeeld tot twee wereldoorlogen en opende op onverwachte manieren ruimte voor politieke acties. De fascisten en verschillende scholen van liberalen traden op om het kapitalisme te herstellen en opnieuw op te bouwen. De socialisten en antikolonialisten grepen ook het moment aan om hun eigen agenda’s voor bevrijding door te drukken. Ze waren zich al lang aan het voorbereiden, zodat wanneer de instituten van markten, staten en het maatschappelijk middenveld implodeerden, ze hun eigen agenda’s bij de hand hadden en maximaal voordeel uit hun interventies en voor zichzelf konden behalen. Daar zijn ze in ieder geval gedeeltelijk in geslaagd. We kunnen en moeten inspiratie blijven putten uit onze geschiedenis, nauwkeurig bestuderen waarom en hoe revolutionaire verandering plaatsvindt, onze kennis van de wereld blijven uitbreiden, hoe deze werkt, hoe deze uitbuit en onderdrukt, en doorgaan met het opnieuw bedenken van een ander soort wereld, blijf dromen van vrijheid en ons voorbereiden om het moment te grijpen wanneer het komt. Staten en bedrijven, de institutionele pijlers van hedendaagse samenlevingen, zijn al verstrikt in zoveel interne tegenstrijdigheden die ze zelf hebben veroorzaakt – globaal/nationaal, economisch/politiek, ideologisch/praktisch en nog veel meer. Ze kunnen onverwachts imploderen. Door mensen een ander soort wereld te laten bedenken, bereiden we ons voor op dat moment, zodat we het kunnen grijpen zoals anderen in het verleden hebben gedaan.
De bron van actie is onze ‘innerlijke wereld’, noem het emotioneel, psychologisch, spiritueel, ethisch, esthetisch, wat dan ook. Onze ‘innerlijke wereld’ wordt gevormd door onze sociale wereld over een lange periode. Het liberalisme ontkracht deze zeer diepe bron, zodat we onze bronnen van inspiratie en actie niet meer kunnen begrijpen. Net als het dualisme tussen natuur en arbeid waarmee we dit gesprek begonnen, ligt ook het dualisme tussen lichaam en geest ten grondslag aan het liberale denken. Het kostte de Europese Verlichtingsdenkers een lange tijd door opeenvolgende stromingen in de filosofie, theologie en wetenschap om het dualisme lichaam-geest of geest-materie tot stand te brengen.
Net als bij de gedwongen verplaatsing van mensen van het land waardoor ze vervreemd raakten van de natuur, introduceert het lichaam-geest dualisme een schizofrene relatie tussen ons biologische bestaan, voedsel, kleding, onderdak en dergelijke, ons sociale bestaan, vrienden, familie, solidariteit, gemeenschap en dergelijke, en ons ‘innerlijke leven’. Door de natuur van mensen en mensen van hun ‘innerlijke leven’ te scheiden, probeert het liberalisme de drie opnieuw te verbinden door middel van ‘vrije wil’, wat ook een fundamenteel concept is. ‘Vrije wil’ is gebaseerd op de rede die opereert in het domein van de geest. Collectieve actie kan echter niet voortkomen uit opgedeelde geesten. Dat is de reden waarom radicale kunst en literatuur, dat wil zeggen kunst en literatuur die niet gecommercialiseerd is, zo essentieel is om ons ‘innerlijke zelf’, de bron van actie, te herstellen. Er kan geen transformatieve verandering zijn zonder kennis die tot onze rede spreekt. Tegelijkertijd kan er geen transformatieve actie zijn als die kennis niet gepaard gaat met kunst, literatuur en muziek die tot ons hart, onze ethiek en esthetiek kunnen spreken.
Het CICC-project deconstrueert wettelijke kaders en procedures en laat zien hoe deze zijn gebaseerd op de ontologische onwaarheid dat staat en bedrijven ‘personen’ zijn. Het project legt bloot hoe de wet deze golems creëert en ze leven inblaast, en hoe de verlengde levens van staten en bedrijven als rechtspersonen hen in staat stellen om intergenerationele misdaden te plegen. Door de relaties tussen staat en bedrijven en hun medeplichtigheid aan intergenerationele klimaatmisdaden te deconstrueren en bloot te leggen, zal het CICC-project, naar ik hoop, niet alleen bijdragen aan het overbruggen van de kloof tussen artistieke en juridische verbeeldingskracht, maar ook helpen om onze geest te verbinden met ons ‘innerlijke zelf’ zodat we in staat zijn om de politieke en sociale realiteit vorm te geven.
[1] D’Souza, Radha, What’s Wrong With Rights? Social Movements, Law and Liberal Imaginations. London: Pluto Press, 2018.
[2] Steyerl, Hito. The Wretched of the Screen. Berlin: e-flux journal and Sternberg Press, 2012: p. 93.
CICC / Ecologie / Koloniale geschiedenis / Kunst en Activisme /