Verslag: Onbegrensd Verzamelen (3/5)
Verslag van het symposium Onbegrensd Verzamelen – workshop presentatiebeleid onder leiding van Siebe Weide – gehouden in het Afrika Museum (Berg en Dal), 22 oktober 2009.
Doel van deze workshop was te onderzoeken welke mogelijkheden – context, opzet, uitleg enzovoorts – er bestaan bij het presenteren van hedendaagse niet-westerse kunst? Welke overwegingen spelen een rol? Hoe betrek je het publiek en wat is hun verwachtingspatroon?
Inleiding
Deze workshop, die werd geleid door Siebe Weide (directeur Nederlandse Museumvereniging), richtte zich op diverse vraagstukken rondom de presentatiewijze van hedendaagse niet-westerse kunst. De discussieleider poneerde twee kernvragen die een leidraad vormden voor de bijeenkomst: hoe dient men hedendaagse niet-westerse kunst te presenteren en in het bijzonder: in welke context? Op welke wijze beïnvloedt de presentatie de interpretatie van een werk? Deze vragen werden tijdens de bijeenkomst geconcretiseerd door de bespreking van case studies uit een volkenkundig museum, een kunstmuseum en een cross-over van beide museumtypen.
Tropenmuseum
Paul Faber (conservator Afrika in het Tropenmuseum) presenteerde twee praktijkvoorbeelden uit het museum waarin hij werkzaam is. Het eerste voorbeeld betrof de tentoonstelling Familieverhalen in Zuid-Afrika (2002). De expositie gaf de bezoeker een beeld van postapartheid Zuid-Afrika, waarbij negen Zuid-Afrikaanse families centraal stonden. In de presentatie vertaalde dit zich in een aparte ruimte voor iedere familie. Vier generaties vormden de rode draad in elk van deze kamers: de tiener, de ouder, de grootouder en de overgrootouder. In het kader van de tentoonstelling werd iedere familie omringd door een onderzoeksteam bestaande uit een wetenschapper, vormgever, fotograaf en beeldend autonome kunstenaar. Een belangrijk aspect van deze tentoonstelling was de samenwerking met hedendaagse kunstenaars in het gezamenlijk vormgeven van het verhaal dat het museum wilde vertellen.
Het tweede voorbeeld dat Faber besprak, was De Dono Code (2009/2010). In de tijdelijke expositie zijn installaties van de Indonesische kunstenaar Heri Dono te zien. De tentoonstelling is het resultaat van een lopende discussie over de plaats van moderne kunst binnen het Tropenmuseum. Faber ziet het werk van Heri Dono als een ideaalvoorbeeld van moderne kunst dat beter tot zijn recht komt in het Tropenmuseum, een cultuurhistorisch museum met haar specifieke geschiedenis, dan in een white cube. “Wij zijn geen kolonialen meer, maar we weten dat we die geschiedenis beheren.” Hij stelt dat deze geschiedenis ook voor de hedendaagse praktijk van belang is. Het gebouw ademt een context uit, die de interpretatie van het werk mede vormgeeft.
De discussie richtte zich vooral op het tweede praktijkvoorbeeld, De Dono Code. De deelnemers vroegen zich af met welk doel het Tropenmuseum hedendaagse kunst presenteert. Eén van de doelstellingen is het volgen van de hedendaagse ontwikkelingen die zich binnen diverse culturen afspelen. Een ander doel is het aanpassen van de institutionele beeldvorming, door museumbezoekers de confrontatie aan te laten gaan met hun eigen denkbeelden. De vraag rees of hedendaagse kunst in het Tropenmuseum waardevrij kan worden gepresenteerd. Kan de bezoeker de tentoonstelling van Heri Dono bekijken zonder direct aan Indonesië te denken?
Museum Boijmans van Beuningen
Bregje van Woensel (voormalig stadsconservator Boijmans van Beuningen) vertelde in haar presentatie over de tentoonstelling Brazil Contemporary (2009). Zij focuste hierbij op de wijze waarop de samenstellers naar Brazilië keken en in hoeverre dit doorwerkte op de gepresenteerde beeldende kunst. De tentoonstellingsmakers maakten in de expositie gebruik van een centrale kunsthistorische figuur, Helio Oiticica, samen met contemporaine kunstenaars zoals Ernesto Neto.
De discussie richtte zich voornamelijk op de context. Van Woensel schetste tijdens de bijeenkomst de achtergrond en overwegingen uitgebreid, terwijl deze informatie de bezoeker van de expositie grotendeels onthouden werd. Hoe kan men met deze discrepantie omgaan? Moet je alles aan het publiek vertellen?
Een ander discussiepunt was de observatie dat landenthema’s steeds vaker in kunstmusea voorkomen. Een omgekeerde ontwikkeling lijkt zich af te spelen in volkenkundige musea, die zich hiermee steeds minder bezighouden. Toenemende globalisering en identiteitsvorming blijken belangrijke redenen voor moderne kunstmusea om landenthema’s vaker op het programma te zetten. Aanleiding voor Brazil Contemporary was de constatering dat Brazilië zich op een geheel eigen wijze binnen het kunstcircuit gedraagt. De tentoonstellingsmakers waren geïnteresseerd om dit verder te onderzoeken, evenals het (uit onderzoek gesuggereerde) zelfbewustzijn van de veelvormigheid en complexiteit van de Braziliaanse identiteit.
AAMU (Aboriginal Art Museum)
Georges Petitjean (conservator in het AAMU (Aboriginal Art Museum)) besprak de tentoonstelling Theme Park van Brook Andrew (2008). Het was geen klassieke tentoonstelling waarbij het museum de kunstenaar toonde, maar het was de kunstenaar die het museum ter discussie stelde. Aboriginal kunst spreekt nog steeds tot de verbeelding bij het publiek. De kunstenaar wilde in zijn tentoonstelling de perceptie van aboriginal-kunst ter discussie stellen. Hij toverde doorvoor het museum om in een ‘themapark’ – letterlijk en figuurlijk. Hij heeft daarbij een beroep gedaan op diverse collecties uit verschillende musea in Europa.
Een boeiend gegeven is dat de kunstenaar in zijn installaties gebruik maakte van clichématige voorwerpen zoals boemerangs, maar deze op een onverwachte manier presenteerde.
De discussie ging onder meer over het verwachtingspatroon van de bezoeker. Wat verwacht de bezoeker wanneer hij of zij een bezoek aan het AAMU brengt? Toont het museum Aboriginal kunst of kan men spreken van hedendaagse kunst? De werken die het AAMU presenteert en collectioneert moeten zich op bepaalde manier verhouden tot de Aboriginal cultuur, maar niet alles is simpelweg ‘Aboriginal’ kunst te noemen. Brook Andrew ziet zichzelf bijvoorbeeld niet als Aboriginal kunstenaar, maar als hedendaags kunstenaar met Aboriginal roots.
Conclusie
Uit genoemde voorbeelden werd duidelijk dat er niet één voorgeschreven manier van presenteren bestaat. De context waarin men hedendaagse niet-westerse kunst presenteert, blijkt van groot belang. Doordat diverse museumtypen niet-westerse kunst in toenemende mate exposeren, dringt zich de vraag op of begrenzingen wenselijk zijn. Geconcludeerd werd dat men niet moet blijven steken bij de legitimering van de geëxposeerde thema’s en/of kunstenaars. Musea moeten verder gaan kijken. “Het gaat tenslotte niet langer om westers en niet-westers, maar om internationale kunst.”
Verslaglegging door Amy Stenvert- VERSLAG WORKSHOP PRESENTATIEBELEID
Bijlages
Museologie / Collectiebeleid /