Naar een Postkoloniale Praktijk voor Volkenkundige Musea
Op de stoep van van Nederlandse Volkenkundige musea en erfgoedinstellingen stonden in de afgelopen jaren afwisselend Nieuw Zeelandse Maoris, Malinese Dogon, Surinaamse en Braziliaanse Wayana, Trio, Kariña, en Tupari Indianen, Australische Aboriginals, Indonesische Gouverneurs, Japanse Prinsen, Koreaanse en Saoedische zakenlieden om toegang te krijgen tot hun eigen erfgoed. Hun erfgoed ligt deels in onze depots en is in de bronlanden vaak niet of slecht bewaard gebleven. Vanuit het postkoloniaal discours in jaren 90 belandden veel erfgoedkwesties uiteindelijk voor de rechtbank. Zelden wist men tot een oplossing te komen. In plaats van pragmatisch naar alternatieven te zoeken, die wellicht oplossingen konden bieden, beten beide partijen zich vast in kwesties rondom eigendom en kwamen zo in eindeloze polemieken met natiestaten of inheemse volkeren terecht. In het huidige millenium proberen wij als Volkenkundig Museum een Postkoloniale Praktijk te ontwikkelen. Deze praktijk is geworteld in het door Foucault, Said, Spivak en Latour ontwikkeld postkoloniaal discours. Deze Postkoloniale Praktijk bestaat uit een zoektocht naar een pragmatische aanpak om te komen tot vruchtbare producten, die meer zijn dan een eendimensionale blik op de exotische ander.
Volkenkundige musea zijn schatkamers van internationaal erfgoed en daarmee kosmopolitische kruispunten geworden; een rol die wij onszelf nooit toebedacht hadden, maar die wij nu mede vormgeven. Die rol van betrouwbare, inspirerende partner en van gelijkwaardige bondgenoot in de ontsluiting van cultureel erfgoed nemen wij graag op ons vanuit een besef van onze gedeelde geschiedenis. De keuzen voor de musea hoeven zich niet te beperken tot afwegingen tussen westers en niet westers; kunst en kunstnijverheid of context en object. Hoe kunnen we producten ontwikkelen die fun en amusant zijn zonder aan integriteit af te boeken en die ook nog eens leiden tot duurzame internationale samenwerkingsverbanden?
Door het overstijgen van eigendomskwesties en juist een pragmatische middenweg te zoeken, breken we weg van het benoemen van problemen die slechts relevant zijn voor insiders. Uitgangspunt zou moeten zijn het maken van inspirerende producten, integere en multidimensionale tentoonstellingen en boeken die onze blik verruimen in plaats van vernauwen. In deze zoektocht naar een postkoloniale praktijk, in dat proces van trial en error, gaat natuurlijk van alles mis. Niemand heeft het recept voor een goede internationale samenwerking. Niemand heeft plannen van aanpak of pakketten van eisen klaarliggen. En dát maakt deze projecten juist zo spannend.
Daarbij rijst vervolgens de vraag wie zijn die stakeholders voor Volkenkundige musea: de belastingbetaler; (inter)nationale musea en erfgoed instellingen, onderzoekers; kunstenaars; natiestaten; inheemse volkeren, new-age bewegingen? Hoe bedienen wij alle stakeholders en hoe vinden we een balans tussen onze opdracht en visie? Moeten we ervan uitgaan dat wie betaalt, bepaalt? Of hebben bepaalde stakeholders bijvoorbeeld meer recht op toegang tot de collecties; meer recht op het bepalen waar die producten die wij maken over moeten gaan?
Onze praktijk laat zien dat als we ons niet vastbijten in kwesties van bezit, we een stuk verder komen dan als we dat wel doen. Net als onze Surinaamse Indiaanse gastconservatoren die in de afgelopen jaren met ons aan collecties hebben gewerkt, zien we onze objecten en collecties graag als het creëren van een gedeelde toekomst. Onze samenwerkingen en onze collecties fungeren als instrumenten voor het vormgeven van een postkoloniale museale praktijk. Dit geldt zowel voor de manier waarop wij ons onderzoek uitvoeren, als voor de manier waarop wij objecten restaureren en tentoonstellen. Daarbij is het geen wet van Meden en Perzen dat elk project een samenwerking moet zijn, van project tot project bepalen we wat de meest constructieve oplossing is voor welk product. In gevallen van repatriëring of gezamenlijk erfgoedprojecten zien we dat onze Nederlandse Rijkscollecties dus gelukkig ook kunnen fungeren als bruggenbouwers tussen naties; generaties; culturen, sociale klassen, en sekses.
Dit artikel vormde een bijdrage van Laura Van Broekhoven en Alex Geurds aan de bijeenkomst Cultural Heritage and Shared Knowledge dat Framer Framed organiseerde op 7 november 2010.
Laura Van Broekhoven is docent aan de Faculteit der Archeologie van Universiteit Leiden en als curator Midden-Zuid-Amerika werkzaam aan het Museum van Volkenkunde te Leiden. In 2016 werd Laura Van Broekhoven directeur van het Pitts Rivers Museum, Universiteit van Oxford.
Alex Geurds is onderzoeker aan de Faculteit der Archeologie van Universiteit Leiden.
Koloniale geschiedenis / Innovatief erfgoed / Museologie /