Over de rol van kunst in een globaliserende samenleving

Framer Framed

Het onderscheid tussen westerse en niet-westerse kunst is achterhaald

“Kunstmusea en volkenkundige musea in Nederland werken zelden of nooit samen”.

Meta Knol, directeur van Museum De Lakenhal in Leiden, schreef samen met Lejo Schenk, directeur van het Tropenmuseum in Amsterdam een opinie stuk in NRC Handelsblad naar aanleiding van de bijeenkomst De Koloniale Blik die Framer Framed op 13 december 2009 organiseerde in het Centraal Museum in Utrecht.


De Nederlandse musea moeten eindelijk bevrijd worden van de ketenen van de koloniale verhoudingen. Zo leren ze over de grenzen van hun traditionele aandachtsgebied te kijken. Historische koloniale scheidslijnen verdelen de wereld nog altijd in het Westen en het niet-Westen. De Nederlandse musea weerspiegelen deze oude koloniale visies en verhoudingen: onze kunstmusea richten zich hoofdzakelijk op de West-Europese en Noord-Amerikaanse moderne en hedendaagse kunst, terwijl de volkenkundige musea zich over de zogenoemde niet-westerse kunst ontfermen. De vraag is of het niet eens tijd wordt om deze historische tweedeling aan de orde te stellen.

Voor het nog altijd voortbestaan van deze scheiding kunnen drie redenen worden aangewezen. In de eerste plaats zijn veel Nederlandse kunst- en volkenkundige musea geworteld in de negentiende eeuw, waardoor het kolonialisme een wezenlijk onderdeel is gaan uitmaken van hun geschiedenis. In de tweede plaats hebben de kunstmusea en de volkenkundige musea in hun meer dan 150-jarige geschiedenis zelden of nooit met elkaar samengewerkt; van uitwisseling van kennis, ervaring en expertise is tot op heden maar mondjesmaat sprake. In de derde plaats heeft het internationale, postkoloniale debat in het Nederlandse kunsthistorische discours nauwelijks navolging gevonden. Onderwijs en onderzoek zijn aan de meeste Nederlandse universiteiten gericht op de canon van de westerse beeldende kunst, waardoor ook toekomstige generaties kunsthistorici met een overdreven etnocentrisch wereldbeeld worden opgeleid. De hoofdstukken in kunsthistorische handboeken die handelen over Chinese en Islamitische kunst worden bij veel universiteiten steevast overgeslagen.
Het nog altijd gehanteerde onderscheid tussen westerse en niet-westerse kunstenaars is problematisch, omdat het een geconstrueerd concept is dat de westerse opvattingen tot norm heeft gemaakt. Tegenwoordig is de moderne hedendaagse kunst grotendeels transnationaal. Ze verhoudt zich in steeds wisselende vormen tot lokale, nationale en internationale contexten. In de hedendaagse, kosmopolitische wereld vinden kunstenaars uit alle werelddelen een podium in uiteenlopende instellingen. De traditionele scheidslijn tussen westerse beeldende kunst en niet-westerse kunst is ingehaald door een andere werkelijkheid, waarbij de centrale positie van de westerse kunstwereld is vervangen door een postmodern mozaïek van lokale kunstcentra met internationale aanspraken.
Sinds de dekolonisatie heeft zich in Azië bijvoorbeeld een sterk beeldende kunstklimaat ontwikkeld dat lang is genegeerd door de Nederlandse kunstmusea. In het buitenland bestaat een veel sterkere mate van integratie van de nieuwe generatie kunstenaars in het establishment van de traditionele musea. Het Singapore Art Museum, het Kiasma in Helsinki en het Sao Paulo Museum of Art bieden bijvoorbeeld al jarenlang een vanzelfsprekende mix van kunstwerken uit alle windstreken.

Hoe willen de volkenkundige en kunsthistorische musea in Nederland omgaan met de hedendaagse beeldende kunst, die van global art op mondiaal niveau? Binnen de volkenkundige musea is sinds de jaren 80 een debat gaande over de positie van deze internationale hedendaagse kunst in relatie tot hun traditionele, volkenkundige taken en aandachtsgebieden. Tijdens een discussiedag in het Tropenmuseum in 1985 over het verzamelen van niet-westerse kunst concludeerden de aanwezige kunstmusea nog dat dit maar moest worden overgelaten aan de volkenkundige musea.

Het afgelopen jaar herformuleerde de staf van het Tropenmuseum samen met gastconservator Wouter Welling haar tentoonstellings- en aankoopbeleid. Het museum wil zich richten op kunstenaars die niet de behoefte hebben om zich af te zetten tegen de eigen achtergrond noch om daaraan krampachtig vast te houden, maar die de (internationale) context onderzoeken waarin ze leven en werken. Culturele identiteit en interculturaliteit gaan daarbij hand in hand. Het museum ziet in het werk van deze glocal artists een mogelijkheid om de multi-etnische werkelijkheid van vandaag de dag te reflecteren. In veel kunstmusea wordt een dergelijke benadering afgedaan als politiek correct. Tegelijkertijd lijken die musea zelf niet in staat om over de grenzen van hun traditionele aandachtsgebied te kijken.

Er is een voortgaand debat nodig tussen volkenkundige en kunstmusea over het verzamelen en tonen van moderne hedendaagse kunst, om zo te komen tot een uitwisseling van kennis, ervaring en expertise. Waar het gaat over de rol en positie van kunstenaars uit alle werelddelen in de globale kunstcanon, blijken kunstmusea en volkenkundige musea buitengewoon complementaire kennis en ervaring te bezitten. Het wordt tijd dat wat lang een spanningsveld is geweest, wordt omgezet in creatieve kracht. Dat is ook in het belang van het publiek. In de 19e eeuw was het museum bij uitstek een plaats om andere, verre werelden te leren kennen. Ingrijpende processen van globalisering en mondiale diaspora vragen nu om een kosmopolitische benadering van hedendaagse kunst en cultuur. Het zou mooi zijn als het Nederlandse publiek zich in de musea kan spiegelen aan deze actuele, culturele ontwikkelingen. De Nederlandse museumwereld is er daarom bij gebaat zich eindelijk eens te bevrijden van de ketenen van historische, koloniale verhoudingen.

Door Meta Knol en Lejo Schenk


Achtergrond

Dit artikel verscheen naar aanleiding van het symposium  De Koloniale Blik die Framer Framed op 13 december 2009 organiseerde in het Centraal Museum in Utrecht. De bijeenkomst vormde onderdeel van een lange reeks debatten over de invloed van de koloniale geschiedenis op collectievorming, de presentatie en de perceptie van moderne en hedendaagse kunst.

Naar aanleiding van dit artikel dat oorspronkelijk verscheen in NRC Handelsblad, kwam een radio uitzending bij De Avonden (10 januari 2010) tot stand waar journalist Anton de Goede in gesprek gaat met Lejo Schenk en Mirjam Shatanawi, conservator Midden-Oosten en Noord-Afrika bij het Tropenmuseum.

Over de auteurs

Lejo Schenk is directeur van het Tropenmuseum in Amsterdam.
Meta Knol is directeur van Museum De Lakenhal in Leiden en samensteller van de expositie Beyond the Dutch. Indonesië, Nederland en de beeldende kunsten sinds 1900. Deze expositie vormde de aanleiding voor het debat.



Museologie / Global Art History /

Agenda


De koloniale blik
Over de historische aannames die onze blik op kunst bepalen.

Netwerk


Meta Knol

Kunsthistoricus

Magazine