Over de rol van kunst in een globaliserende samenleving

Framer Framed

'Court for Intergenerational Climate Crimes' (2021-2022). Photo: Ruben Hamelink
'A Seat for the Sea' in the 'Court for Intergenerational Climate Crimes' at Framer Framed. Photo: Betul Ellialtioglu / Framer Framed
Court for Intergenerational Climate Crimes by Radha D'Souza & Jonas Staal at Framer Framed. Photo: Ruben Hamelink
Court for Intergenerational Climate Crimes (2021), Framer Framed, Amsterdam. Foto: © Ruben Hamelink
fig. 4-6 Radha D’Souza & Jonas Staal, 'Comrades in Extinction', Studies, 2020- 2021. Images courtesy of Jonas Staal. Commissioned by Framer Framed, Amsterdam
Court for Intergenerational Climate Crimes (2021) by Radha D'Souza and Jonas Staal. Commissioned by Framer Framed, Amsterdam. Photo: Ruben Hamelink

De klimaatcrisis is een koloniale crisis - door Roos van der Lint

Radha D’Souza en Jonas Staal daagden de Nederlandse staat samen met drie multinationals met Nederlandse wortels voor hun eigen klimaattribunaal.


Roos van der Lint

De Groene Amsterdammer, nr. 47, 24 november 2021


De Saint-Helena-oorworm, voor het laatst waargenomen door mensen in 1967, de blauwe antilope, voor het laatst gezien in 1799 of 1800, de Tasmaanse buidelwolf, niet meer gezien sinds 1933 en de Alagoasmesbekpauwies, uit het zicht verdwenen sinds 1988: ze zijn allemaal aanwezig in Framer Framed, de kunstruimte in Amsterdam-Oost. Samen met ruim zestig andere uitgestorven dieren- en plantensoorten bevolken zij het gerechtshof dat daar verrezen is, het Court for Intergenerational Climate Crimes (CICC), een project van kunstenaar Jonas Staal en academicus, schrijver, advocaat en activist Radha D’Souza uit India.

De dieren zijn geschilderd op borden en de planten geweven in textiel, alle bevestigd aan palen die de herinnering aan hun bestaan hoog de lucht in houden. Het zijn onze ‘kameraden’, zoals in tientallen talen onder hun beeltenis te lezen valt. ‘Kameraad’ staat er onder de alburnus akili, een straalvinnige vissensoort uit de familie van eigenlijke karpers, ‘Kamrat’ in het Turks en Azerbeidzjaans onder de maukespreeuw, ‘Hoa’ in het Maori onder de cyrtandra waiolani, een plant die in het wild niet meer voorkomt sinds 1943.

Samen vormen ze het publiek, de getuigen én de bewijslast van de zaken die voor deze rechtbank verschijnen. Ze stierven uit ten gevolge van ‘intergenerationele klimaatmisdaden’, de oorzaak van hun uitsterven is terug te voeren op het koloniale tijdperk of de wereldwijde industrialisatie die daarop volgde. En niemand tot op heden die voor deze misdaden veroordeeld werd, of er zelfs maar op werd aangesproken.

Daar komt nu verandering in. In de vier dagen voorafgaand aan de klimaattop in Glasgow, eind oktober, kwam het CICC tot leven met hoorzittingen in Framer Framed die man en paard noemden. De eerste zaak richtte zich tot de Nederlandse staat, aangeklaagd voor artikel S.3 uit de Intergenerational Climate Crimes Act, afkomstig uit de pen van D’Souza, voor misdaden gepleegd tegen ‘kameraden, uit heden, verleden en toekomst’ in Bolivia, Peru en Mongolië. De aanklacht betrof concreet het tekenen van bilaterale handelsverdragen met deze landen waarmee Nederland zich schuldig maakte aan het optuigen van een wettelijk kader dat diende ter verrijking van bedrijven en van de staat zelf. Bewoners van de Cochabamba-regio in Bolivia, Amazonia in Peru en de Godi-woestijn in Mongolië kregen een rad voor ogen gedraaid terwijl vervuilende en verwoestende industrie ruim baan kreeg, met ecologische rampspoed als gevolg.

Court for Intergenerational Climate Crimes (2021-2022). Foto: © Ruben Hamelink

Aan de voet van ieder uitgestorven dier en van elke plant in het CICC lag tijdens de hoorzittingen een kussen waar het publiek, dat tevens optrad als jury, op kon plaatsnemen. Ook de rechters hadden ieder een kameraad aan hun zijde, een ammoniet, een onderklasse van de inktvis die van de aardbol verdween tijdens de vijfde massa-extinctie. De fossielen stonden de rechters bij op het moment dat we de zesde massa-extinctie in de ogen kijken.

Hoewel ze zelf een rechtbank ontwikkelden, is het recht volgens Radha D’Souza en Jonas Staal niet vanzelfsprekend de weg uit de klimaatcrisis. Het juridisch systeem is zelf een wezenlijk onderdeel van het probleem.

Op de dag na de laatste hoorzitting van het CICC, de eerste dag van de conferentie in Glasgow, verschijnen D’Souza en Staal samen in een videogesprek. Dat zij zouden samenwerken lag niet voor de hand. Staal is de geëngageerde kunstenaar uit Nederland, bekend geworden met De Geert Wilders Werken (2005-2008), gedenkplekken in de openbare ruimte waar de politicus als levende martelaar werd vertoond. Sindsdien organiseerde hij bijeenkomsten onder de naam New World Summit (2012-heden), een reeks alternatieve parlementen waar staatloze en op een zwarte lijst geplaatste organisaties uitgenodigd werden te spreken, en was actief in Rojava, de autonome regio in Noord-Syrië van de Koerdische revolutionaire beweging.

D’Souza werkte onder meer bij de Hoge Raad in Bombay, doceerde aan universiteiten in Nieuw-Zeeland en is momenteel als hoogleraar internationaal recht, ontwikkeling en conflictstudies verbonden aan de University of Westminster in Londen. Als activist zette ze zich in voor bewegingen die strijden voor sociale rechtvaardigheid. Ze ontmoetten elkaar op een conferentie in Hamburg in solidariteit met de Koerdische beweging en zagen de connectie tussen hun werkgebieden, tussen progressieve kunst en sociaal activisme, als gedeelde grond voor collectieve actie. D’Souza trad meermalen op als voorzitter van Staal’s New World Summit.

De achterdocht van D’Souza jegens het juridische systeem gaat terug tot de tijd dat ze als advocaat in India zaken voerde voor minderheden en gemarginaliseerde groepen. ‘Hoe langer ik werkzaam was als beoefenaar van het recht en als activist, hoe meer het begon te dagen dat er fundamentele problemen kleven aan het idee van “rechten”.’ Het is de centrale gedachte in haar boek What’s Wrong with Rights? (2018), dat de directe aanleiding vormt voor de samenwerking met Staal in de vorm van het CICC: mensenrechten en economische rechten of eigendomsrechten zijn juridisch strikt van elkaar gescheiden, maar in werkelijkheid innig met elkaar verbonden. Economische rechten werden na de oprichting van de Verenigde Naties in 1945 toebedeeld aan organisaties zoals de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), vertelt ze, en wat zij daarover beslisten was niet langer in handen van de mensen die daaronder moesten leven.

Court for Climate Crimes

Court for Intergenerational Climate Crimes (2021-2022). Foto: © Ruben Hamelink

De nadruk op het mensenrecht werd een middel om andere dingen mee af te dwingen: een neoliberaal bestuur op wereldwijde schaal. ‘Toen de Wereldbank in de jaren negentig begon over mensenrechten dacht ik: wacht even, waarom in hemelsnaam wil de Wereldbank mensenrechten? Het mandaat van de bank is het promoten van financiële markten, wat moeten zij met mensenrechten?’

D’Souza zag bij advocaten en activisten veel goede analyses van de problemen waar mensen voor kwamen te staan, maar ze liepen vast in het vinden van een oplossing. ‘We zitten in een impasse omdat we denken dat mensenrechten de oplossing zijn. En dan zegt de Wereldbank: ja, natuurlijk, mensenrechten, wij zullen ze financieren, op onze voorwaarden. Met de ene hand worden mensenrechten gegeven, met de andere hand economische rechten ontnomen. Alsof er mensenrechten kunnen bestaan zonder dat mensen brood op de plank hebben.’

Nee, in haar boek linkt ze deze gedachten niet direct aan klimaat. Maar de kritiek is één op één toepasbaar. Staal leest een passage voor: ‘Land is in wezen een relatie. Land is geen ding, het is een verbintenis die mensen aan natuur verbindt en aan elkaar. Land is een lijm die mensen en natuur bij elkaar houdt op een plek.’ Die observatie raakte Staal. ‘Er wordt hier niet gesproken over rechten, niet over eigendom, maar over onderlinge afhankelijkheid. Als je de zogenaamde rechten van een rivier schendt, dan schend je ook het leven van alle mensen, alle dieren en alle planten die in afhankelijkheid van die rivier leven. En van alle toekomstige planten en dieren die zouden of hadden kunnen leven in afhankelijkheid van die rivier. Dus hoe kun je rechten isoleren als individueel eigendom zonder die te relateren aan de onderlinge afhankelijkheid die daarmee wordt beschadigd?’

D’Souza voegt toe: ‘Grond is tot eigendom geworden en mensen tot arbeidskrachten. Dat is wat de scheiding van natuur en mensen doet en vervolgens kun je arbeid op de arbeidsmarkt verkopen en grond op de grondmarkt. Het land waar je op staat en het werk dat mensen altijd hebben gedaan worden omgevormd tot goederen en dat gebeurt door de interventie van het recht en juridische systemen.’ Staal vertelt hoe de eerste golven van uitstervende dieren en planten en onze rechtspraak teruggaan tot hetzelfde moment. ‘De klimaatcrisis is een koloniale crisis. En het recht was een noodzakelijk instrument om roof te legitimeren en rechten te claimen over anderen, om levende werelden om te vormen tot eigendom.’

Court for Intergenerational Climate Crimes (2021-2022). Foto: © Ruben Hamelink

In het CICC is het idee van onderlinge verbintenis ver doorgevoerd. Deze rechtbank kijkt voorbij de belangen van de mens, spreekt consequent over mensen, niet-mensen, meer-dan-mensen en anders-dan-mensen. Ze weegt de belangen voor alles en iedereen uit het heden, verleden en de toekomst, het tijdspad strekt zich uit over generaties. In het midden van de rechtbank staat een intrigerend bassin met geraffineerde olie en daar middenin een fossiel. Het is als een zwart gat waar alles in samenkomt. Zoals Staal zegt: ‘Het fossiel in de fossiele brandstof staat voor de absurde confrontatie tussen een tijdsbestek van honderden miljoenen jaren van opeengehoopte resten van planten en dieren in de olie die door raciaal kapitalisme (naar de term ‘racial capitalism’ van Françoise Vergès – rvdl) in het heden wordt verbrand, waarmee de mogelijkheid van een toekomst wordt ontnomen.’

We zitten gevangen in het heden als gevolg van keuzes uit het verleden en dat resulteert in een leven dat noodzakelijkerwijs vol tegenstellingen zit, vertelt D’Souza. ‘Als je een auto hebt, zul je bijvoorbeeld bij een oliebedrijf moeten tanken. Misschien niet bij Shell, maar als je niet vooruitkomt, kun je niet eens vechten tegen een oliebedrijf.’ Haar kun je voor de voeten werpen: hoe kun je kritisch zijn op het rechtssysteem en toch rechtszaken voeren? ‘Want dan accepteer je het hele juridische systeem dat bijvoorbeeld Shell op de eerste plaats mogelijk heeft gemaakt. Maar als je die rechtszaak niet voert, word je hoe dan ook omver geworpen. Dan gaat Shell door met wat Shell doet.’

De maatschappij waarin je geboren wordt is een gegeven waar je niet omheen kunt, maar tegen aspecten ervan kunnen we ons wel degelijk verzetten. ‘Ik ben geboren in een patriarchale samenleving, maar dat betekent niet dat ik niet van mijn vader houd. Ook dat is een tegenstelling.’ Net als het feit dat het CICC de Nederlandse staat aanklaagt, maar er ook deels door gesubsidieerd wordt? ‘Tja, mijn vader stuurde me naar de universiteit. Hij wilde dat ik advocaat zou worden, niet een activist, maar hij betaalde mijn collegegeld!’

Ook op de volgende drie hoorzittingsdagen werd de Nederlandse staat voor het CICC gedaagd, samen met achtereenvolgens Unilever, ING en Airbus. Staal trad op als klerk van de rechtbank, D’Souza als de voorzittende rechter van vier in totaal. De aanklachten logen er niet om, maar de bewijsvoering evenmin. Steeds zette eerst een aanklager, in de persoon van een journalist, onderzoeker of activist, de zaak uiteen waarna getuigen met hun verhaal bewijsmateriaal aanvoerden, soms in de zaal, soms via een videoverbinding. In de zaak tegen Unilever en de Nederlandse staat – onder meer aangeklaagd wegens de thermometerfabriek in Kodaikanal in India, waar op sommige plekken het kwikgehalte nog altijd oploopt tot vijftigduizend keer de maximaal toegestane hoeveelheid – kwamen aangrijpende getuigenissen uit India, Kenia en de Democratische Republiek Congo.

In de zaak tegen Airbus, verdacht van zowel het fabriceren als het leveren van wapens en het vernietigen van complete ecosystemen, onder bescherming van de Nederlandse staat, kwam een indrukwekkende getuigenis live vanuit Jemen. Empathie klonk door in de vraagstelling en de concluderende overwegingen van de rechters. In de vier dagen dat het CICC in werking trad, maakte het een ongekend machtige indruk.

In elke zaak keek D’Souza op enig moment de zaal rond en nodigde ze mensen uit die wilden spreken namens de gedaagden, die allemaal een dagvaarding van het CICC toegestuurd hadden gekregen. Niemand sprak. Aan het eind van de dag werd de jury doordrongen van de belangrijke taak in het wegen van de belangen, velen van hen als inwoners van de Nederlandse staat die op zoveel punten terechtstond. Elke zaak eindigde met een heldere uitspraak: schuldig.

Toch voelde dat moment niet als een overwinning. De machteloosheid was aangetoond, de ongelijkwaardigheid tussen multinationals die kunnen optreden als ‘rechtspersoon’ en de levens van echte mensen. Op de conferentie in Glasgow stond Unilever prominent genoemd als ‘principal partner’. Waar is de gerechtigheid, waar valt die te halen? Tijdens een van de hoorzittingen haalde D’Souza een uitspraak aan van Gandhi: ‘Als je werkelijke gelijkheid wil, zul je ongelijke wetten moeten hanteren. Als de wetten gelijk zijn, krijg je ongelijkheid in de werkelijkheid.’

Op de laatste dag van het CICC stak plots iemand zijn hand omhoog en sprak ter verdediging van Airbus. De man veronachtzaamde de status van de rechtbank in een kunstruimte. ‘Jullie zijn met een heel beperkt aantal om impact op ons te hebben. Jullie kunnen deze feiten laten circuleren in jullie besloten kring.’ Dat was natuurlijk de zwakke plek van de kunsten en in zekere zin ook de olifant in de kamer: wat betekende dit klimaattribunaal eigenlijk?

Voor Staal was het een mooie aanleiding om daarop in te gaan. In zijn slotwoorden sprak klerk Staal de jury toe als kunstenaar. Nu zegt hij: ‘Als kunstenaars en cultuurwerkers hebben we geen uitvoerende macht op de manier dat de politieke klasse die heeft. Maar we hebben de macht van de verbeelding en verbeelding is een essentiële component van elke vorm van sociale verandering. Als we ons geen voorstelling kunnen maken van wat we willen, dan kunnen we het ook niet realiseren.’

Staal ziet kunstwerken als zaden die ontkiemen in de tijd: verbeeldingen worden geplant. ‘Ze zullen zich mogelijk niet meteen manifesteren, maar als ze eenmaal geplant zijn is het heel moeilijk om dat ongedaan te maken.’ Hij benadrukt dat het CICC niet op zichzelf staat, maar in verbinding met het werk van bijvoorbeeld Extinction Rebellion, de Urgenda-rechtszaak en progressieve politieke partijen moet worden gezien. ‘Voor mij is dat de enige manier om een dergelijk kunstwerk te waarderen, in relatie tot de bredere bewegingen die vechten voor de mogelijkheid van sociale verandering.’

De fysieke ervaring van het CICC was voor Staal en de D’Souza eveneens van belang. Dat mensen in een ruimte kunnen stappen waar ze misschien naar verlangd hadden, maar die ze nooit voor mogelijk hadden gehouden. Staal: ‘We weten dat The International Climate Crimes Act die Radha schreef op dit moment niet de wet van het land is, maar samen hebben we de mogelijkheid belichaamd en ervaren. Je plant een zaadje zo diep mogelijk. En je kunt niet zeggen dat de rechtbank niet heeft bestaan, dat heeft die wel degelijk.’

D’Souza vertelt over een activist die na afloop van een hoorzitting naar haar toe kwam. Hij heeft veel ervaringen met rechtszaken en zei: ‘Elke keer dat ik naar de rechtbank ging, voelde het als theater. Ik kwam naar deze rechtbank en voor het eerst voelde het echt.’

D’Souza sloot het CICC af met een inzicht van haar grootmoeder: als je een worm vertrapt, zal die zich omdraaien in een poging te blijven leven. D’Souza in de rechtbank: ‘Overleving hangt niet af van door mensen opgestelde wetten. Elke vorm van leven zal strijden tot de laatste adem. Dit is de wet van het leven, de wet die deze rechtbank accepteert.’

D’Souza noemt zichzelf een ‘pathologische optimist’, en niet zonder reden. ‘Het optimisme is geworteld in de geschiedenis. Keer op keer hebben mensen beweerd dat er wel niets zal veranderen. En steeds verandert er iets.’ Ze geeft een voorbeeld uit haar tijd als leider van een vakbond: ‘Er was een fabriek in Bombay waar we geen voet aan de grond kregen. We vertelden de arbeiders hoe ze uitgebuit werden maar het leek aan dovemansoren gericht. Tot op een dag een van hen een kakkerlak in zijn eten vond. Hij stapte naar de manager en zei: kijk, dit is wat je ons te eten geeft. Waarop de manager zei: als je geen kakkerlakken in je eten vindt, wat ga je dan vinden? Toen de man dat zijn collega’s vertelde, brak er onmiddellijk een staking uit, een van de langste conflicten in die fabriek.’

Zelfs een worm draait zich om en dit zijn mensen, wil ze maar zeggen. ‘Ze zullen niet stilletjes doodgaan omdat Airbus wapens wil verkopen. Ze kunnen uiteindelijk sterven, maar niet zonder slag of stoot. Ik weet dat ik niet stilletjes mijn graf in zal gaan’, lacht D’Souza. ‘En er zijn velen zoals ik.’

Uitspraak door de rechters wordt verwacht binnen afzienbare tijd.


Dit artikel verscheen eerder in De Groene Amsterdammer en is hier met toestemming overgenomen.

De Court for Intergenerational Climate Crimes is t/m 13 februari 2022 gratis te bezoeken bij Framer Framed in Amsterdam.

Alle hoorzittingen zijn online terug te kijken via: https://vimeo.com/showcase/9091118.



CICC / Ecologie / Koloniale geschiedenis /

Exposities


Court for Intergenerational Climate Crimes - Jonas Staal

Expositie: Court for Intergenerational Climate Crimes

Een project van Radha D'Souza en Jonas Staal

Netwerk


Radha D'Souza

Radha D'Souza

Schrijver, onderzoeker, advocaat en activist

Jonas Staal

Kunstenaar

Magazine