Europalia Indonesia: Power and Other Things – door Sophia Zürcher
Een aan Indonesië gewijde tentoonstelling in Brussel werpt ander licht op de koloniale kwestie. Die is niet exclusief Belgisch of Nederlands, maar Europees.
Dat Riksa Afiaty, een jonge Indonesische tentoonstellingsmaker, betrokken is bij een van de hoofdtentoonstellingen van Europalia in Brussel, is allesbehalve vreemd. Het tweejaarlijkse festival met aandacht voor de kunst en cultuur van een zogenaamd gastland is dit keer gewijd aan Indonesië.
Maar waarom is bij Power and other things. Indonesia & Art (1835-now), waarbij met name via de hedendaagse kunst naar de recente geschiedenis en het koloniale verleden wordt gekeken, ook Charles Esche betrokken? De uit Schotland afkomstige directeur van het Van Abbemuseum in Eindhoven heeft een nauwe band met het land, hij leeft met de erfenis van de voormalige, Nederlandse kolonie, vertelt Esche in een kantoorruimte van zijn museum, waar mede-tentoonstellingsmaker Afiaty zich via Skype bijvoegt.
“Henri van Abbe bouwde het museum met tabaksgeld dat hij verdiende met de exploitatie van de plantagewerkers op Sumatra en Oost-Java. Het Van Abbemuseum bestaat dankzij Indonesië.” Esche reist vaak naar de eilandengroep om met kunstenaars uit die omgeving te werken en hun werk aan te kopen voor de collectie van het museum. Zijn contacten leidden tot een uitnodiging om de Jakarta Biënnale 2015 samen te stellen, en nu dus tot deze expositie in Brussel.
Die bestaat uit twee secties. Het eerste deel is historisch, met vier schilders die ieder een andere relatie hebben met Indonesië en met de koloniale periode: Raden Saleh (1811-80), Jan Toorop (1858-1928), Emiria Soenassa (1894-1964/65) en S. Sudjojono (1913-86). Zo wordt Jan Toorop, die volledig is opgenomen in de Nederlandse kunstgeschiedenis maar is geboren in Poerworedjo, nu in een Indonesische context geplaatst. In het tweede deel kijken hedendaagse kunstenaars, uit zowel Indonesië als Europa, terug op de geschiedenis van de archipel en op de manier waarop het verleden doorwerkt in het heden.
Pastoraal landschap
De titel ‘Power and other things’ is geïnspireerd op de onafhankelijkheidsverklaring van president Soekarno en vice-president Mohammed Hatta uit 1945, waarin zij eisen dat de overdracht van ‘macht en andere dingen’ zorgvuldig en snel wordt uitgevoerd. Afiaty: “We vroegen ons af wat er volgt op de overdracht van die politieke macht, en kozen kunstenaars die in hun werk inspelen op zowel macht als die ‘andere dingen’, de gevolgen van het kolonialisme”.
Het is een interessant onderwerp om aan te snijden in België, dat zijn eigen koloniale geschiedenis heeft met Congo. Esche: “Het is voor Belgen misschien makkelijker om naar Indonesië te kijken dan naar Congo, zoals het voor Nederlanders makkelijker is om naar Congo te kijken. Maar de koloniale kwestie is natuurlijk niet exclusief Belgisch, Nederlands, Frans, Brits of Duits. Het is een Europese kwestie. Wat dat betreft probeert deze tentoonstelling ook verder te kijken, naar kolonialisme in z’n geheel en de betekenis ervan.”
Dat klinkt politiek. Welke rol speelt de kunst hierin? “Kunst gaat altijd over wat er in de wereld gebeurt”, meent Esche. “Kunstenaars zijn maatschappelijk betrokken, en in de maatschappij zijn machtsrelaties dominant: tussen vrouw en man, zwart en wit, inheems en immigrant, onderdrukker en onderdrukte. Je kunt niet over die relaties nadenken zonder na te denken over machtsstructuur.”
Esche geeft de landschapsschilderkunst als voorbeeld. Stel dat een Nederlandse schilder naar Indonesië gaat en het landschap zó mooi vindt, dat hij het besluit te schilderen. Dat klinkt onschuldig, maar het roept vragen op. “In de negentiende eeuw bestempelden westerse kunstenaars het tropische landschap als ‘mooi’, een idee dat Indonesiërs vreemd was. Zij hadden wel ideeën over schoonheid, maar niet in relatie tot hun landschap. Zo’n oordeel heeft consequenties, want als machtige buitenlanders zeggen dat het landschap mooi is, beïnvloeden ze daarmee de waarden van de inheemse bevolking.”
Pastorale tropische landschappen werden een genre in de Europese schilderkunst genaamd Mooi Indië. In Brussel maakt de Indonesische kunstenaar Maryanto (1977), in 2012 resident aan de Rijksakademie in Amsterdam, onder de titel Shifting Spaces een nieuwe muurtekening die ‘Mooi Indië’ had kunnen zijn, ware het niet dat hij zijn muurtekeningen steevast een ongemakkelijk sfeertje geeft door er bijvoorbeeld olieplatforms aan toe te voegen. De werken laten zien hoe het uiterlijk van landschappen verandert door wisselend landeigendom. Maryanto werkt overigens bewust met houtskool; zo blijft hij weg van de westerse traditie van schilderkunst op doek.
Kwaadaardig
Van Wendelien van Oldenborgh (1962) is een filminstallatie te zien over een pijnlijke gebeurtenis in 1913. Toen werd namelijk gevierd dat Nederland honderd jaar eerder, in 1813, onafhankelijk werd van de Napoleontische overheersing. Dat werd zonder enige ironie ook gevierd in Indonesië en de Indonesiërs moesten nog betalen voor het feest ook. De activist Raden Mas Soewardi Soerjaningrat schreef in 1913 uit protest tegen de viering een pamflet met de veelzeggende titel ‘Als ik eens Nederlander was’. Het kwam hem op verbanning te staan. In No False Echoes (2008) van Van Oldenborgh wordt de tekst voorgelezen door de Marokkaans-Nederlandse rapper Salah Edin, destijds door Geert Wilders abusievelijk voor Mohammed B. aangezien, de moordenaar van Theo van Gogh. Zo wordt de tekst naar het heden getrokken, naar de PVV die Marokkanen uit de Nederlandse samenleving wil weren.
Ook de wassen figuur die Roy Villevoye (1960) liet maken van een Papoea die een Nederlandse vlag draagt toont complexe machtsverhoudingen. West-Papoea werd het laatst onafhankelijk van Nederland, pas in 1963 werd het een provincie van Indonesië. Daarna vond treurig genoeg een soort dubbel kolonialisme plaats, door Java en het bedrijfsleven. De eigen onafhankelijkheidsbeweging werd door het Indonesische leger bruut onderdrukt, en de regering gaf vergunningen aan een Amerikaans bedrijf om koper en goud te delven, waar zowel de bevolking als het milieu onder lijdt. Esche waarschuwt dan ook voor een al te eenvoudige indeling in goed en fout. “De Nederlanders die de Indonesiërs in 1813 lieten betalen voor het onafhankelijkheidsfeest, zijn niet per se kwaadaardig. Zij opereerden binnen de toen bestaande machtsstructuren. En voor sommige Papoea’s was de Nederlandse tijd een betere tijd dan de Indonesische. Ook al waren het de Nederlanders die destijds begonnen met het winnen van delfstoffen.”
Afiaty vult via skype aan. “De cultuur van Indonesië wordt altijd gerepresenteerd door de Javaanse cultuur, waarom nooit door de Papoease? We hebben veel verschillende culturen in de archipel, en we willen al die verschillende gezichtspunten een plek geven op de tentoonstelling. De video-installatie van Saleh Husein (1982) gaat bijvoorbeeld over de Arabische gemeenschap in Indonesië. En Octora (1982) fotografeerde een Balinese vrouw, waarbij zij speelt met de clichématige koloniale en mannelijke blik op het exotische vrouwenlichaam.”
‘Demoderniseren’
Gevraagd naar de urgentie van de tentoonstelling introduceert Esche de werkwoorden ‘dekolonialiseren’ en ‘demoderniseren’. Volgens Esche kon de modernisering niet zonder kolonialisme. Het begon volgens hem met de Europese expansie, met de reizen van Columbus. “Vanaf dat moment zijn we gericht op vooruitgang, eindeloze groei, materialisme, met alle gevolgen vandien, want de drang naar groei leidt bijvoorbeeld tot klimaatproblemen.”
Om daarvan af te komen moet je je distantiëren van de modernisering, oftewel ‘demoderniseren’, en ‘dekolonialiseren’. Maar hoe ziet zo’n ‘demoderne’ wereld, die niet lijkt op de wereld van nu, eruit? Daar komt de kunst weer om de hoek, want die heeft volgens Esche veel te bieden in de verbeelding van die andere wereld. Het kunstwerk van Roy Villevoye zou een beginpunt kunnen zijn. “Villevoye confronteert ons met een man die in ons huidige denkraam geen waarde heeft. Hij heeft een Nederlandse vlag vast – wat beschamend is, want het gaat over kolonialisme. Hij is naakt, zwart, leeft in de jungle. De vraag is: hoe bouwen we een wereld waarin die persoon waardevol is?”
Niemand weet het antwoord op die vraag, maar dat er een maatschappelijke verschuiving aan komt, is duidelijk. Ook daarbij ziet Esche een belangrijke rol weggelegd voor kunstenaars als Maryanto en Villevoye. Alle verandering begint met verbeelding.
Tekst (c) Sophia Zürcher
Power and Other Things. Indonesia and Art (1835-now), 18 oktober 2017 t/m 21 januari 2018, Paleis voor Schone Kunsten Bozar, Ravensteinstraat 23, Brussel.
Dit artikel verscheen in Museumtijdschrift #7-2017 (oktober 2017)
Indonesië / Koloniale geschiedenis /