Bespreking: Artistiek engagement en confronterend activisme. Een bespreking van de expositie 'Costume Bureau'
De laatste decennia positioneren maatschappij-kritische kunstenaars zich meer en meer als getuigen van hun tijd, als pleitbezorgers voor realiteitszin en voorvechters van een eerlijke, duurzame globale samenleving. Nobel? Ja. Nodig? Zeker. Een aantal musea en andere kunstinstellingen etaleren hun werk dan ook met verve. Toch lijkt ‘artistiek engagement’ vooral een hippe term voor een type kunst dat weinig toevoegt en maar niet massaal omarmd wil worden. Tenminste, als je het opinieartikel van Hans Den Hartog Jager van september 2014 zou moeten geloven. Uit het hierop volgende, goeddeels in de media uitgesponnen debat blijkt namelijk dat de meningen behoorlijk verdeeld zijn.
Een organisatie die zich met succes alweer vijf jaar actief bezig houdt met dergelijke kunst is het Amsterdamse Framer Framed. De door Josien Pieterse en Cas Bool geleide instelling geniet sinds 2009 een sterke reputatie als scherp interinstitutioneel discussieplatform dat de positie van kunstenaars, de representatie van kunst en het museale beleid binnen de Nederlandse context vanuit diverse disciplines en vernieuwende invalshoeken benadert. Sinds 2013 biedt Framer Framed ook een podium aan transculturele kunst van kunstenaars die in hun werk confrontaties en ontwikkelingen binnen de samenleving reflecteren. Mei 2014 openden zij op de Amsterdamse Kop van Noord een eigen ruimte in de buzz van het multi-institutionele Tolhuistuincomplex. Pieterse en Bool cureren hun presentaties niet zelf, maar nodigen derde partijen uit om een tentoonstelling voor hen samen te stellen op basis van Framer Frameds programmalijnen.
Samenwerking
Zo was Framer Frameds recente tentoonstelling Costume Bureau (2014) het resultaat van een samenwerking met Roel Arkesteijn, curator van Museum Het Domein te Sittard. In deze presentatie besteedde hij aandacht aan het belang van objectieve beeldvorming en subjectieve bewustwording ten tijde van verregaande globalisering en veranderende percepties binnen de (inter)nationale kunstwereld. Arkesteijn gelooft in kunst die vragen oproept, discussie uitlokt en bewustwording omtrent prangende sociopolitieke omstandigheden en conflicten elders in de wereld stimuleert. Evenveel hecht hij waarde aan werk dat mensen verbindt door bruggen te slaan tussen culturen en aandacht te vestigen op ecologische problematiek door het inbeeldings- en inlevingsvermogen van mensen aan te spreken. Arkesteijn selecteerde werken van elf kunstenaars uit de collectie van Museum Het Domein, die zich bij Framer Framed op diverse manieren tot elkaar verhouden.
De titel van de expositie was ontleend aan de installatie Costume Bureau van de Amerikaanse kunstenaar Mark Dion. Dion verwerkte in deze installatie enkele outfits die hij vanaf 1991 gebruikte om aan zijn projecten te werken. De installatie staat symbool voor de diverse manieren van waarop kunstenaars tegenwoordig te werk kunnen gaan, zoals onderzoeker, antropoloog, archeoloog of bioloog.
Economische banden
Een andere getoonde installatie die geheel uit kledingstukken bestaat was van de Nederlandse kunstenaar Roy Villevoye. Villevoye verblijft ieder jaar enkele maanden aan de zuidkust van Papua (Irian Jaya) in het gebied van de Asmat. In zijn werk speelt de (economische) wrijving tussen de cultuur van de Papoea’s en die van het westen een hoofdrol. Waar de gemiddelde Nederlander de op paspoppen getoonde verzameling verschoten, gerafelde t-shirts waarschijnlijk zou interpreteren als een uiting van armoe, is dit voor de Asmat geenszins het geval: de t-shirts zijn juist een statussymbool en met opzet gescheurd in motieven die gebaseerd zijn op traditionele scarificatiepatronen.
Van een multimediaal kunstenaarsduo, de Amerikaanse Jennifer Allora en de Puerto Ricaanse Guillermo Calzadilla, toonde Arkesteijn een video waarin zij de nog steeds toenemende massaproductie in China en de daaraan gekoppelde ecologische gevolgen belichten vanuit het perspectief van een zwemmende schildpad. Het duo volgde deze schildpad op een rivier en legde met de camera de veranderende industriële omgeving vast.
Een gerelateerd hekel punt van de consumptiemaatschappij kwam naar voren in de installatie van de in Brussel woonachtige Peruaanse Jota Castro. Vijf kleurige kindervoetballen, door uitgebuite kinderhanden elders gefabriceerd, lagen met enige tussenruimte bij elkaar op de grond. Ze waren stuk voor stuk omwonden met prikkeldraad. Castro, een oud VN- en EU-diplomaat, gaf zijn diplomatieke carriere op en maakt furore als een zeer uitgesproken, activistisch kunstenaar en curator.
Othering
De verdwenen, vermoorde, gedomineerde of gek verklaarde Ander kwam ook uitgebreid aan bod in Costume Bureau. Bijvoorbeeld in een nogal carnavaleske video van de Venezualaan Javier Tellez, waarin psychiatrische patiënten in een geënsceneerde demonstratieoptocht leuzen scanderen en spandoeken omhoog houden met teksten als ‘No racisme intellectual!’. Fysieke en mentale grenzen vervagen verder als Tellez de focus verandert: een echt afgeschoten menselijke kanonskogel vliegt –met identiteitsbewijs- vanuit Mexico het Amerikaanse grondgebied binnen.
Meer grenzen kwamen aan bod bij de Chileen Eugenio Dittborn en de Amerikaan Roger Ballen. Dittborns zelf-ontworpen luchtpostenvelop is niet alleen bedoeld om zijn grote, opvouwbare werk te transporteren, maar maakt integraal onderdeel uit van zijn installaties. Ze getuigt van douanetoestemming en poststempels, terwijl de diverse etiketten verwijzen naar de titel van het werk, de toegepaste techniek en de locaties waar het betreffende werk eerder is getoond. Dergelijke enveloppen stelden Dittborn in staat om zijn werk buiten Chili te presenteren in de tijd dat dictator Pinochet de dienst uitmaakte. Dittborn verwerkte in de compositie diverse soorten portretten, van kindertekeningen van zijn dochter tot mugshots uit politierapporten, waardoor het niet duidelijk is wat de kijker nou eigenlijk ziet.
Eenzelfde vertroebeling bleek uit de foto’s van de Amerikaanse fotograaf Roger Ballen. Ballen kwam ooit voor een mijnbouwproject naar Zuid-Afrika en bleef er vervolgens wonen. Hij toont op suggestieve en vrij macabere wijze de zelfkant van de blanke Zuid-Afrikaanse samenleving door minder fortuinlijke locals in bijvoorbeeld een opvanghuis voor zijn lens te brengen. Door samen met hen de enscenering van het beeld te bepalen, hebben de foto’s iets rauws, onwerkelijks en ongemakkelijks. Mede hierdoor toont zijn werk een onthutsend andere kant van de Rainbow Nation.
Genocide in beeld
Hoewel Arkesteijns titelkeuze en de context van Dions werk refereren aan een belangrijke verschuiving wat betreft uitgangspunt en uitingsvormen van het hedendaagse kunstenaarschap, vroeg een ander aspect van de expositie misschien nog wel meer aandacht: de berekende beestachtigheid van menselijke interactie. Indrukwekkend waren de complementaire werken van de Chileen Alfredo Jaar en de Vlaamse Sarah Vanagt aangaande de Rwandese volkerenmoord (1994) en een installatie van de Amerikaanse Mel Chin, die een aspect uitlicht van de slepende burgeroorlog in Sierra Leone (1991-2002). Door de eerste vonden binnen een tijdsbestek van slechts honderd dagen tussen de 500.000 en 1.000.000 mensen de dood, terwijl de laatste zo’n 50.000 mensen het leven kostte. In Rwanda speelde ethniciteit de belangrijkste rol in de strijd tussen de Hutu’s en de Tutsi’s; in Sierra Leone bekostigden blood diamonds de wapens die de rebellen opnamen tegen de heersende elite om een wisseling van de wacht af te dwingen, waarbij de genocide vooral als tactiek fungeerde om angst aan te jagen en de geplande coupe te helpen realiseren.
Mel Chin, die bekend staat om zijn diversiteit qua materiaalgebruik en onderwerpen, stileerde uit een meer dan manshoge stam van een walnootboom de verstilde, gepijnigde handen en het typerende masker van een vrouwelijke watergeest van de Mende, een stammenverband van zo´n 2 miljoen mensen. Onderaan, in de bast, verwerkte Chin een ouderwets uitziende radio die permanent afgesteld staat op een radiozender in Sierra Leone. Tijdsverschil zorgt ervoor dat de uitzendingen in Nederland doorgaans ’s avonds doorkomen, slechts te horen voor verraste bezoekers die de expositie tussen donderdag en zondag in de avond aandeden.
Sarah Vanagt verschuift in haar werk uit 2004 het perspectief van de kijker naar dat van een Rwandese schoolklas. Wanneer hun meester hen vraagt naar wat er in 1994 plaatsvond kijken sommige kinderen bedrukt, waar anderen vrolijk en enthousiast hun vinger opsteken om antwoord te geven. De leraar heeft het niet over Hutu’s of Tutsi’s, maar benoemd in plaats daarvan de aard van het geweld met de termen itsembabsembe ‘n itsembabwoko: mensen vermoorden op basis van etniciteit om hen als groep uit te roeien. Hiermee slaagt hij erin het loodzware onderwerp op een luchtige manier bespreekbaar te maken. Vanagt ving het moment en geeft een boodschap af die zowel schrijnend, sureëel als hoopvol is. Dit werk zou vaste kost mogen zijn bij een schoolvak als Geschiedenis of Maatschappijleer.
Alfredo Jaar maakte in 1994 zo’n drieduizend foto’s in Rwanda, na de genocide. Eenmaal thuis vond hij deze beelden bijna allemaal nutteloos, omdat ze volgens hem er niet goed in slaagden om de onvoorstelbare aard en omvang van de oorlog weer te geven. Het project resulteerde uiteindelijk in een serie van vijf werken, waarvan een groot drieluik bij Framer Framed te zien was. Geheel links hing een foto van een uitgestrekte theeplantage, met rechts daarvan een foto van een onoverzichtelijke bocht van een weg omzoomd door bosjes en een grote witte wolk tegen een blauwe lucht, net boven een boom en het kruis van een kerkje. Ertussen, rechts van elke foto, hingen kleine, legenda-achtige zwarte prints met daarop witte landschapslijnen die corresponderen met de foto’s. Op het eerste gezicht een weinig zeggend werk, tot het moment dat de bezoeker dichterbij komt om de zwarte prints aan nadere inspectie te onderwerpen. De subtiele sturing waarmee Jaar de kijker aan de hand van de opeenvolgende foto’s en de prints meevoert in een gruwelijk verhaal van hunt and game bouwt spanning op. Een visuele confrontatie blijft echter uit, omdat de ‘ontdekking’ van het drama zich op bijna filmische wijze volledig in het hoofd van de toeschouwer afspeelt.
Subsidie voor bewustwording?
Hoe prikkelend de getoonde werken ook zijn en hoe relevant hun engagement ook is, een confronterende tentoonstelling als Costume Bureau doet een aantal vragen oprijzen. Blijkt in de praktijk een dergelijke presentatie het beoogde effect van meer begrip, bewustwording en verbinding te kunnen realiseren? Is dat een op zichzelf staande doelstelling of een mooi meegenomen side effect? Bereikt het werk van deze kunstenaars überhaupt het publiek dat zijzelf, van Arkesteijn en Framer Framed willen bereiken? Zouden dergelijke kritische exposities niet een vaste plek moeten krijgen in het curriculum van middelbare scholieren met het oog op zowel hun artistieke als sociale vorming? Of volstaat de relatief kleine maar kritische groep kunstminnende volwassenen, zoals nu het geval is?
Ook volgens Arkesteijn geniet maatschappij-kritische kunst een andere status dan werk dat louter om haar estetica kan worden gewaardeerd. Het wordt als niet-sexy gezien, is commercieel nauwelijks interessant en trekt inderdaad geen lange rijen bezoekers. Geëngageerde kunst vraagt nou eenmaal nét dat beetje extra interesse, oprechte aandacht en (zelf)reflectie van de kijker om daadwerkelijk tot het werk door te dringen. Dat kán ongemakkelijk voelen voor wie kunst beschouwt als een stuk wall decoration en niet wil nadenken over het ‘hoe, wat, waar, waarom’ van het geconsumeerde werk. Het is een gezochte confrontatie in de vorm van identity correction, een methode binnen een vrij jonge kunststroming van wie Arkesteijn de bij Framer Framed getoonde kunstenaars als belangrijke representanten beschouwt.
Voor Arkesteijn zit er overigens een ietwat bittere nasmaak aan Costume Bureau, dat ook gelezen kan worden als een staalkaart van het aankoopbeleid dat zijn museum de afgelopen jaren heeft gevoerd. Per 1 januari 2015 gaat Museum Het Domein op in een nieuwe organisatie samen met voornamelijk Sittardse instellingen die zich richten op de lokale cultuur. Het is dan ook nog onduidelijk of Het Domein zijn unieke identiteit en tentoonstellingsprogramma zal kunnen blijven voeren. In Amsterdam-Noord is de situatie minder penibel: Framer Framed weet zich de komende twee jaar gesteund door het Mondriaan Fonds, dat in september positief oordeelde over de voorgenomen programmering .
Door
Aya Johanna Durst Britt
Costume Bureau was te zien bij Framer Framed van 10 oktober tot 25 november 2014.
Deelnemende kunstenaars
Jennifer Allora en Guillermo Calzadilla, Roger Ballen, Jota Castro, Mel Chin, Mark Dion, Eugenio Dittborn, Alfredo Jaar, Javier Téllez, Sarah Vanagt en Roy Villevoye.
- Museum Het Domein
Links
Collectiebeleid / Museologie /