Artikel: Dans om de camera
Door Grietje Keller & Josien Pieterse
‘Interviewing is rather like marriage: everybody know what it is, an awful lot of people do it, an yet behind each closed front door there is a world of secrets.’ Ann Oakley (1981: 31)
Inleiding
Het IIAV beheert en ontsluit het erfgoed van de vrouwenbeweging. De collectie bestaat uit archieven met notulen en correspondentie van uiteenlopende organisaties, boeken, posters, foto’s en andere geschriften. Het IIAV heeft het initiatief genomen om aanvullend op het papieren archief de persoonlijke geschiedenissen van sleutelfiguren van de vrouwenbeweging op video op te nemen. Het project is een initiatief van IIAV-directeur en antropoloog prof. dr. Saskia Wieringa. Zij is tevens begeleider van dit project.
Via de methode van orale geschiedschrijving wil het IIAV persoonlijke herinneringen vastleggen, die niet of in mindere mate terug te vinden zijn in het papieren archief. Met de collectie video-interviews wil het IIAV nieuw bronnenmateriaal voor toekomstige onderzoekers creëren. Daarbij is het van belang de context van het door ons geproduceerde materiaal transparant te maken voor toekomstige onderzoekers. Op deze wijze kunnen zij onze rol als producent van bronnen wegen en een inschatting maken van hoe deze aanpak de bronnen beïnvloedt.
Dit artikel tracht de lezer een blik te gunnen achter de spreekwoordelijke gesloten deur die Ann Oakley beschrijft in haar artikel ‘Interviewing women: a contradiction in terms’ (1). Op het moment van schrijven hebben beide auteurs de aftrap van het project achter de rug. Drie pilot-interviews zijn opgenomen op video. Het afnemen van oral history interviews met video op wetenschappelijk niveau is een relatief onontgonnen gebied waarbij wij zelf naarstig op zoek waren naar ervaringen en theoretische beschouwingen. Door het beschrijven van de persoonlijke en theoretische positie van de interviewers beogen we een antwoord te geven op de vraag: welke kennis creëer je als men levensverhalen opneemt op video?
Aan het einde van het artikel behandelen we drie dilemma’s die wij tegen zijn gekomen. In het eerste dilemma staat de volgende vraag centraal: hoe creëer je bruikbaar bronnenmateriaal voor huidig en toekomstig onderzoek? Het tweede dilemma betreft het transcriptieproces: wat is de beste manier om de interviews te transcriberen? Het derde dilemma draait om de rol van de camera in de interviews. Hoe beïnvloeden de camera en interviewtechniek elkaar en daarmee het interview? Het gebruik van de camera wordt in de literatuur over oral history vaak gepresenteerd als een problematische techniek. De geïnterviewden zouden minder op hun gemak zijn, de interviewer minder flexibel. (Leydesdorff 2004: 237) Wij laten in dit artikel zien dat de videocamera geen een obstakel is voor een intieme relatie tussen interviewer en interviewee. Wij zien de camera als een bondgenoot (2).
Motivatie voor het project
Het behoud van het cultureel erfgoed van vrouwen en de vrouwenbeweging is belangrijk. De vrouwenbeweging heeft in belangrijke mate de beeldvorming over Nederland helpen bepalen. Nederland is een progressief land waar man en vrouw aan elkaar gelijk zijn en een open seksuele moraal heerst. Hoe dit zelfbeeld de huidige politiek vormgeeft is te zien bij de ‘inburgering’ van nieuwe Nederlanders, waarbij de ‘geëmancipeerde wij’ tegenover de ‘onderdrukte zij’ wordt gesteld. Ons emancipatiemodel wordt migranten voorgehouden als onderdeel van de Nederlandse identiteit. (3)
Het is van belang te tonen welke politieke strijd en welke verscheidenheid aan uitgangspunten ten grondslag liggen aan deze gekoesterde Nederlandse identiteit. Het IIAV beoogt met het verzamelen van oral history interviews op video een aanvulling te bieden op het papieren archief . Met video-interviews wordt niet alleen feitelijke informatie overgedragen, het is tevens een medium waarin emoties tot uitdrukking komen. Een video-opname toont humor, woede, verdriet, eenzaamheid en andere emoties die niet of minder goed aan bod komen in geschreven bronnen.
Het aanleggen van een collectie interviews is in Nederland ongebruikelijk en vernieuwend (4). In de Verenigde Staten bestaat een lange traditie in het verzamelen van interviews voor archiefcollecties. Oral historians zijn daar vaak archivarissen (5). In Nederland zijn tot nu toe slechts enkele grootschalige wetenschappelijke oral history projecten uitgevoerd die tot doel hadden een collectie te vormen (6).
Het samenstellen van deze collectie gebeurt in etappes. Het IIAV is voor de eerste serie interviews een samenwerking aangegaan met het project ‘Geschiedenis van de Vrouwenhulpverlening’ een onderzoek dat op dit moment plaats vindt aan de Universiteit Utrecht onder leiding van prof. dr. Janneke van Mens-Verhulst en prof. dr. Berteke Waaldijk. Het IIAV zal acht video-interviews opnemen van vrouwen die in de jaren zeventig en tachtig een sleutelpositie bekleedden in de vrouwenhulpverlening. De Universiteit Utrecht adviseerde bij de selectie, die streeft naar een zo groot mogelijke verscheidenheid tussen de acht te interviewen vrouwen. Die verscheidenheid uit zich op thematisch vlak, bijvoorbeeld: abortus, vrouwenmishandeling, vrouwen in de overgang, gynaecologie; op verscheidenheid in werkniveau: uitvoerende hulpverlening, management, beleidsmatig en overheid gerelateerd, vrijwilligerswerk en wetenschappelijk niveau en op achtergrond: leeftijd, woon- en werkplek, klasse, seksualiteit en etniciteit.
Subjectiviteit en oral history
Vanuit de postmoderne visie ziet men af van de idee dat een interview op een meetlat gelegd kan worden waarbij het dichter of verder van dé waarheid af ligt. Kritiek op deze visie wijst op de feilbaarheid van het menselijk geheugen dat onbetrouwbaar is. Anderzijds houden interviewees er een eigen agenda op na (10). De oral history methode krijgt dan ook regelmatig de kritiek. Het zou geen betrouwbare historische feiten of objectieve waarheid weergeven, maar onbetrouwbare kennis produceren. Leydesdorff pareert deze kritiek als volgt: ‘Iedere bron is natuurlijk subjectief en representeert de visie van één individu of een beperkt aantal personen op een deel van de geschiedenis. (…) Het enige wat een historicus daarna toe moet voegen is aantonen wat gerepresenteerd wordt. Dat heet gewoonlijk bronnenkritiek’ (Leydesdorff 2004: 48).
De interviews geven inzicht in het ‘collectieve geheugen’. Leydesdorff schrijft hierover: ‘Bij elke vorm van vertellen wordt er een keuze gemaakt uit wat er allemaal kan worden gezegd, en die keuze wordt beïnvloed door wat er aan gangbare verhalen aanwezig is. En door wat men – collectief – geacht wordt te denken’ (Leydesdorff 2004: 19). Er zijn talloze onderwerpen die aan de orde kunnen komen in de interviews. De keuze hierin is altijd ‘partijdig’ en problematisch. Deze ‘verhalen’ scheppen de context waarbinnen persoonlijke ervaringen een plaats krijgen; waarin ‘(…) sommige ervaringen wel en andere niet als “problemen”, of als politieke problemen, worden gezien en geselecteerd’ (Jolande Withuis, 1990: 18). Naast de persoonlijke ervaringen geven de interviews inzicht in hoe ander bronnenmateriaal beter te begrijpen: wat was de sfeer en welk belang hadden bepaalde gebeurtenissen en ideeën? Fridus Steijlen (2002) maakte de vergelijking met een puzzel. Oral history interviews vullen niet zozeer ontbrekende puzzelstukjes aan, een belang van oral history interviews is dat ze een puzzel inkleuren die daarvoor slechts grijstinten had (11).
Praktische en inhoudelijke aanpak van de interviews
Als documentairemakers zijn we ons ervan bewust dat wij de realiteit vorm geven. De interviewtechniek, de cameravoering en vooral de montage bepalen de uiteindelijke vorm en inhoud van de documentaire. Naast documentairemakers zijn we beiden MA in vrouwenstudies van de Universiteit van Amsterdam. Oral history is een belangrijk genre binnen de vrouwengeschiedenis. Selma Leydesdorff, de wegbereider van de oral history in Nederland schrijft: ‘[V]rouwenstudies en oral history zijn nu eenmaal principieel met elkaar verweven. Voor de geschiedenis van vrouwen zijn immers vaak geen andere bronnen dan die van de oral history beschikbaar.’ (2004:27) ‘Female voices’ bieden identificatie voor feministen. De positionering van de vrouw in de samenleving biedt een alternatief perspectief op de samenleving en de geschiedenis (Leydesdorff 2004: 28; Leydesdorff, Passerini & Thompson 1996: 2). Selma Leydesdorff ging als feminist samen met andere feministen op zoek gingen naar de verhalen van vrouwen. In navolging van Leydesdorff zijn wij – een jongere generatie – op zoek gegaan naar verhalen van de tijd- en strijdgenoten van Leydesdorff zelf (7). Hiermee schetsen we een generatie vrouwen die hielpen de vrouwenbeweging zelf vorm te geven.
Beïnvloed door de post-moderne feministische theorieën zien wij levensgeschiedenissen niet als vaststaande verhalen die klaarliggen om vastgelegd te worden. De kennis die wij optekenen tijdens de video interviews komt tot uitdrukking in een specifieke sociale en historische context. De antropoloog Janet Hoskins beschrijft interviews als ‘a complex dialogue, a co-creation of a narrative that is in part structured by the listener’s questions and expectations.’ (1998: 1) Donna Haraway (1988) wijst erop dat alle kennis een machtsspel is. Haraway bepleit dat onderzoekers verantwoordelijkheid nemen voor de invloed die zij op de door hen geproduceerde kennis uitoefenen. Relativisme, waarbij de mening van de onderzoeker afwezig blijft, keurt ze af. Het universeel objectivisme, waarbij de onderzoeker als een alziende god overal aanwezig is zonder zich kenbaar te maken, ontvangt gelijke soortige kritiek (Haraway 1988: 575-599). Onderzoekers dienen zich te positioneren als onderdeel van de door hun voortgebrachte kennis. Tijdens de productie van de collectie video-interviews maken we inzichtelijk hoe de interviews tot stand komen. Dit doen we zowel op praktische niveau (hoe ziet een opnamedag eruit) als theoretisch niveau (vanuit welke visie en motivatie werken we).
Je zou interviews kunnen omschrijven als een dans tussen interviewers en geïnterviewden, voor en achter de camera. De dans begint bij het eerste telefoongesprek waarin de mogelijke interviewee wordt verzocht mee te werken aan een video-interview. Haar betrokkenheid bij de vrouwenbeweging in het algemeen en bij de vrouwenhulpverlening in het bijzonder komt daarbij ter sprake. De drie geïnterviewden ervaren het als bijzonder positief dat dit project door het IIAV wordt geïnitieerd. Het vastleggen van hun levensverhaal zien zij als eervol en belangrijk. De video-opnames zullen bewaard en opgeslagen worden voor toekomstige generaties. Na het telefonisch contact voert één van ons beide een eerste voorgesprek. Het voorgesprek is een ‘techniek’ die we overgenomen hebben uit onze ervaringen als documentairemaker. De geïnterviewde vertelt in één of twee uur haar levensverhaal. Het voorgesprek heeft als doel de stroom herinneringen op gang te brengen lang voordat het video-interview plaatsvindt. De ervaring leert ons dat de kwalitatieve eigenschappen van het interview als ‘performance’ hierdoor versterkt worden. De emotie en energie die vrijkomen bij het ophalen van de geschiedenis zal door de camera worden gevangen en creëert nieuwe betekenislagen die bij het optekenen op schrift verloren gaan.
Bij het houden van voorgesprekken dient voorkomen te worden dat de geïnterviewden tweemaal hetzelfde verhaal aan dezelfde persoon vertelt. Wij kozen er voor om degene die het camerawerk doet de voorgesprekken te laten voeren en de interviewer het gesprek te laten leiden tijdens de uiteindelijke opnamen. Met deze opzet wordt tevens voorkomen dat de geïnterviewde verwijst naar eerder vertelde verhalen, die de kijker niet kent.
Tijdens de pilot-interviews onderzochten we hoe we ons op kunnen stellen als interviewer. In hoeverre maak je de geïnterviewde deel van je agenda? Daphne Patai bespreekt in Women’s Words kritische vragen die een feministische oral historian kan stellen. Hierbij komt dit dilemma aan de orde. Zij bekritiseert Ann Oakley op haar bipolaire model; ofwel een grote afstand houden ten aanzien van de geïnterviewde, ofwel een band aangaan op basis van een gemeenschappelijkheid. ‘Instead, I believe we must question the entire system that seems to allow for no other approach than manipulative distance, on the one hand, and spurious identification on the other’ (Patai 1991; 145). Wij kozen positie als sympathiserende buitenstaander.
Wat betreft etniciteit en klasse behoren we tot dezelfde groep als het merendeel van de Tweede Feministische Golf. We zijn wit en behoren tot de hoger opgeleide middenklasse. We beschrijven en onderzoeken een sociale beweging, waar we sympathiek tegenover staan, maar geen deel van uitmaken. Wij behoren tot een jongere generatie dan de vrouwen van de Tweede Feministische Golf. Een gevolg daarvan is dat de geïnterviewden ons vertellen over gebeurtenissen en ideeën, die ze niet aan generatiegenoten vertellen omdat die voor hen te vanzelfsprekend zijn.
Tijdens het voorgesprek legt de interviewer uit dat het video-interview gericht is op het creëren van bronnenmateriaal. We hechten veel belang aan haar levensverhaal en wat zij zelf beschouwt als belangrijke aspecten van haar ervaringen in de vrouwenhulpverlening en de vrouwenbeweging (8). Een audio-opname van dit voorgesprek wordt opgenomen op minidisk en door de uiteindelijke interviewer beluisterd (9). Vervolgens wordt het voorgesprek besproken en geëvalueerd: welke zaken zijn onbesproken gebleven of waren moeilijker bespreekbaar tijdens het interview? Gezamenlijk wordt bekeken wat eventueel nadrukkelijker aan bod zou kunnen komen in het video-interview.
Ter kennismaking neemt interviewer telefonisch contact op met de geïnterviewde en bespreekt het voorgesprek. Benadrukt wordt dat de interesse niet alleen uitgaat naar de ervaringen in de vrouwenbeweging, maar ook in de relatie tussen het persoonlijke leven, het publiek activisme en de carrière. Tevens wordt gewezen op de mogelijkheid om beeldmateriaal tijdens het interview te tonen. Deze kunnen helpen om herinneringen op te halen of toe te lichten.
Op de dag van de video-opnames zelf hebben we een uur nodig om de camera, statief, zendermicrofoons, een geluidsmixer en eventueel lampen te installeren. Gedurende het eerste deel van het interview, tot de lunch, worden nauwelijks vragen gesteld. Dit deel duurt anderhalf tot twee uur. De interviewee reflecteert op het eigen leven en maakt zelf de balans op. Door middel van vertelde levensverhaal wordt zelf aangegeven wat voor haar het meest belangrijk is. Veel van de hierboven genoemde aandachtspunten komen daarbij op zelfgekozen wijze aan de orde. Na het eerste deel van het interview, waarbij de stream of consciousness wordt gevolgd, vervolgt het interview zich na de lunch nog één tot twee uur.
Tijdens het tweede deel worden vragen gesteld die hiaten in het verhaal ter sprake brengen. Het interview vereist een brede aanpak. De geïnterviewde wordt gevraagd de volgende onderwerpen toe te lichten: de relatie met de moeder en de vader en de sociaal-maatschappelijke klasse waartoe zij haar ouders rekent, de geboorteplaats (provincie of stad) en het geboorteland, de culturele context waarin ze is opgegroeid en welke waarden van huis uit werden meegegeven en de tijdgeest van voor de feministische golf.
Vervolgens wordt de kennismaking met het feminisme besproken: het bewustwordingproces en hoe ze daar vervolgens praktisch invulling aangaf. Dan wordt inhoudelijk ingegaan op belangrijke gebeurtenissen en veranderingen in de beweging volgens de geïnterviewde. Ook komen onderwerpen als seksualiteit, etniciteit, het zoeken en/of vinden van een partner, het moederschap of kinderloosheid, ziektes en tegenslagen aan de orde en welke gevolgen dit had voor haar kijk op het feminisme. Hoe verhoudt opleiding en carrière zich tot het feminisme en welke veranderingen hebben zijn daarbij ervaren? Tijdens het interview is er gelegenheid om foto’s, film of literatuur die de geïnterviewde heeft klaargelegd te tonen.
Omdat de oral history interviews van het IIAV op video opgenomen worden, dringt zich de vergelijking met televisie-interviews op. Deze zijn van een geheel andere aard dan het oral history interview. De televisie-interviewer maakt vaak gebruik van een journalistieke aanpak, met confronterende vragen. Dit zijn over het algemeen een korte interviews, die snel tot een conclusie moeten komen (Leydesdorff 2004: 92). Het voelt voor de interviewees in eerste instantie onwennig dat er weinig vragen worden gesteld (zie ook Plummer 2001: 145). De interviewtechnieken van de ‘oral history’ methode onderscheiden zich nadrukkelijk van het journalistieke interview. Dat betekent dat we ook geïnteresseerd zijn in de periode voor en na de activiteiten in de vrouwenbeweging, omdat die de context aangeven waarin de interviews geïnterpreteerd en geanalyseerd kunnen worden.
De interviewee tekent na het interview een ‘release form’ waarbij ze toestemming geeft het interview publiek te maken voor educatieve doeleinden. De interviews worden letterlijk uitgetypt en ter correctie voorgelegd aan de interviewees. De geïnterviewden krijgen een kopie van het interview op DVD.
Dilemma’s
Creëren van bronnenmateriaal
Een belangrijk dilemma bij het afnemen van oral history-interviews is hoe je bruikbaar bronnenmateriaal creëert voor zowel huidig als toekomstig onderzoek? We overleggen dit met de geïnterviewden en leggen hen de vraag voor welke verhalen willen zij nalaten aan toekomstige generaties? Hiermee sluiten we aan bij Kathryn Anderson en Dana Jack: ‘In order to learn to listen, we need to attend more to the narrator than to our own agenda’s’ (Anderson & Jack 1991: 12). Vanuit deze gedachte hebben we een interviewtechniek ontwikkeld waarbij we de eerste helft van het interview weinig vragen stellen, zodat de geïnterviewde haar eigen gedachtestroom volgt.
Daarnaast hanteren we de ‘levensverhaal-aanpak’. Dat wil zeggen dat we geïnteresseerd zijn in het gehele leven, en niet alleen de periode waarin de geïnterviewde actief was in de vrouwenbeweging. Dankzij de levensverhaalbenadering kregen wij inzicht in het leven van Yvonne Saro. Ze vertelt hoe tijdens haar bewustwording proces als eerste haar positie als gekoloniseerde in Suriname haar aandacht kreeg. We vragen haar naar het gezin waarin ze opgroeide en de school waar ze naar toe ging. Ze vertelt over de kritische leraren op de middelbare school die het eurocentrisme in de schoolboeken zichtbaar maakten. Ze vertelt ook over haar vader die opklom van arbeider tot zelfstandig ondernemer en over haar activiteiten voor de Werkgroep Suriname tijdens haar studententijd in Groningen. Yvonne Saro geeft aan dat haar moederschap voor haar de aanleiding was om zich bezig te gaan houden met de (witte) vrouwenbeweging. Wanneer we alleen over haar werk en activiteiten bij de vrouwenhulpverlening vragen, verkrijgen we geen of slechts beperkt inzicht in de rol die klasse, etniciteit en gender in haar leven spelen.
Onze conclusie na deze pilot study is dat het van belang is de geluidsopnamen van het voorgesprek eveneens te ontsluiten voor onderzoekers, omdat hierin duidelijk wordt op welke wijze het video-interview tot stand komt. Als zowel voorgesprek als video-interview worden bewaard, wordt inzichtelijk waarop deze verschillen. Het geeft inzicht in wat de geïnterviewde van belang vindt om voor de camera te vertellen en wat juist niet. Dit laatste is inzichtelijk gemaakt in een artikel van H. Lomax en N. Casey (1998). Zij deden onderzoek met behulp van een videocamera onder verloskundigen. Tijdens het onderzoek mochten de onderzoekers op bepaalde momenten hun camera niet aanzetten, omdat dit nog niet het ‘echte’ consult was. Welke informatie op welk moment wordt vrijgegeven en via welk medium geeft inzicht in de status die de geïnterviewde geeft aan bepaalde informatie.
De invloed van de camera
In de literatuur over oral history wordt de camera vaak afgebeeld als een ingewikkelde techniek toegevoegd aan de reeds gecompliceerde sociale praktijk van interviewen. De geïnterviewden zouden minder op hun gemak zijn en de interviewer minder flexibel (Leydesdorff 2004: 237). Ons bezwaar tegen deze visie op de camera is dat het interview van mens tot mens – zonder tussenkomst van de camera – wordt gepresenteerd als betere kennis. Deze conclusie is het gevolg van het type onderzoek waar de methode voor werd ingezet. Veel feministisch onderzoek gebruikte de levensverhaal-aanpak om verborgen ervaringen en marginale stemmen aan het licht te brengen (Hesse-Biber 2007: 118). In dat geval zou de camera inderdaad een obstakel kunnen zijn. In het door het IIAV geïnitieerde project gaat het niet om vrouwen in de marge, maar om sleutelfiguren uit de vrouwenbeweging met een publiek en politiek leven.
In plaats van de camera enkel te zien als obstakel voor een intieme relatie, pleiten wij voor een visie waarbij de camera niet gezien wordt als beperkende factor, maar als bondgenoot. Zo geeft het technische gehalte van de opnameapparatuur het interview een hogere status. De dure camera-apparatuur verkondigt een boodschap: wij vinden de beweging waar u deel van uitmaakt belangrijk. Het is ons veel waard uw levensverhaal zo goed mogelijk vast te leggen. Dit maakt de geïnterviewden zeer geconcentreerd. Zij bereiden zich goed op het interview voor en bedenken van te voren wat ze willen nalaten voor het nageslacht. De interviews die wij afnamen waren lang, ongeveer drie en half uur. Er ontstond bij de geïnterviewde een vorm van gretigheid om de kans te grijpen zoveel mogelijk van hun ervaringen vast te leggen nu de gelegenheid zich voordeed.
Transcriberen
Om de interviews toegankelijk te maken is het noodzakelijk ze te transcriberen. De eerste drie interviews hebben we door typisten letterlijk uit laten schrijven en vervolgens door verschillende mensen kritisch laten lezen (12). Door de precieze uitwerking van de interviews, gaven zij aan uit tijdsoverweging de getranscribeerde tekst boven het bekijken van de video-interviews te verkiezen. Hiermee is gelijk het nadeel van een het woordelijk uittypen van het interview gegeven: een transcriptie blijft een vertaling van gesproken woord naar geschreven tekst. Doordat het interview zo uitgebreid was weergegeven, verviel de behoefte van de proeflezers om het oorspronkelijke video-interview ook te bekijken.
We gaven al aan dat juist film de ‘performance’ van de geïnterviewde met de bijbehorende emoties en nadrukken in beeld brengt. Een woord voor woord getranscribeerd interview geeft de illusie van een letterlijke weergave van het interview. Het nadeel daarvan is dat de kans groot is de onderzoeker genoegen zal nemen met de transcriptie/vertaling en niet het rijkere origineel bekijkt. Om dit te voorkomen zou men kunnen pleiten voor het maken een uitgebreide samenvatting in plaats van een transcriptie, gebruik makend van het vocabulaire van de geïnterviewde. Op die manier wordt wel duidelijk wat er ongeveer in het interview behandeld is, maar om het te kunnen gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek wordt de onderzoeker gedwongen naar de bron terug te keren. Deze aanpak heeft het nadeel dat het interview minder toegankelijk is.
Wij hebben gekozen voor het woordelijk transcriberen van de tekst, om de interviews zo toegankelijk mogelijk te maken. We geven ook aan in een ‘disclaimer’ dat de transcriptie slechts een interpretatie is van de oorspronkelijke tekst en dat citeren alleen is toegestaan wanneer men het oorspronkelijke video-interview bekeken heeft.
Conclusie
In dit artikel hebben we een indruk gegeven van wat er achter de gesloten deuren van het interview plaats vindt. Als onderzoekers van het IIAV met een opleiding in women’s studies en een achtergrond als documentaire-filmmaker namen we drie oral history proef-interviews af met feministen van de Tweede Golf. Onze visie is geïnspireerd door postmoderne feministische theorieën waarbij we ervan uitgaan dat een levensverhaal niet een vaststaand gegeven is, maar gecreëerd wordt in een samenspel van geïnterviewde, interviewer en de camera. De vragen van de interviewer en de verwachtingen van de aanwezigen over onder andere de toekomstige onderzoeker die het interview zal bekijken, bepalen mede de uitkomst van het interview. De camera zagen wij als een element dat het interview een hogere status gaf, waardoor de geïnterviewden zeer geconcentreerd waren bij de interviews en zich bewust waren van het feit dat ze spraken voor ‘het nageslacht’.
Volgens ons ligt er in een persoon niet het ultieme levensverhaal verborgen, waarbij het meest succesvolle interview het interview is dat zo dicht mogelijk dit ‘echte’ levensverhaal benadert. De mythe van het ‘echte’ verhaal is gebaseerd op een structuralistische visie. Dit structuralistische model van het interview houdt in dat taal gezien wordt als een gereedschap om de werkelijkheid te beschrijven. In dat model wordt het interview gereduceerd tot een manier om informatie over te brengen van ‘one mind to another’ (Peter Collins 1998: 1, 6). Een interview is naar onze mening meer dan een functionele methode van kennisoverdracht. Het is een samenspel van geïnterviewde, interviewer, andere aanwezigen, onderzoeksvragen, het onderzoeksinstituut, apparatuur en locatie. Een andere samenstelling produceert andere uitkomsten.
Noten
1 Met Yvonne Saro, Gunilla Kleiverda en Nel Willekens.
2 Oakley (1981) benadrukt dat een intieme relatie belangrijk is. Terwijl de ‘handboeken’ waar zij kritiek op had, benadrukken dat de onderzoeker neutraal en objectief en afstandelijk moet zijn.
3 De relatie tussen emancipatie en de Nederlandse identiteit die sinds enige tijd inzet is van het politieke debat is zeker niet onomstreden. Zie hierover Halleh Ghorashi ‘Paradoxen van culturele erkenning. Managen van diversiteit in Nieuw Nederland’ (13 oktober 2006) en Ghorashi, Lubbers en Tahir (27 & 28 januari 2007) ‘Vier de komst van migranten, haal alles uit hen wat ze in zich hebben en dat is veel’, in: NRC Handelsblad
4 De meest gangbare vorm van oral history in Nederland is een onderzoek waarbij de wetenschapper voor zijn/haar eigen onderzoek een groep mensen interviewt. De oorspronkelijke interviews worden bijna nooit openbaar gemaakt voor andere onderzoekers. Over de beperkingen van interviews voor individuele researchprojecten zie: Ronald J. Grele (Oct. 1993) ‘Why Call It Oral history? Some Ruminations from the Field,’ in: Pennsylvania History, 60: 506–9.
5 Leydesdorff (2004)
6 Steijlen (2002) noemt twee oral history projecten. Door deze onbekendheid met collectie-vormende oral history wordt er in Nederland door subsidiënten en historici met scepsis aangekeken tegen deze projecten (Steylen 2002: 2; Sutherland in Steijlen 2002: 7)
7 Leydesdorff was zelf actief binnen Dolle Mina en Wij Vrouwen Eisen. Alhoewel dit oral history project om vrouwenstemmen gaat, zouden wij niet willen beweren dat er voor hen geen aandacht was, maar deze moet wel in een veranderend feministisch klimaat bezien worden. Zo worden de resultaten van het werk van feministen op maatschappelijk niveau veelal als een vanzelfsprekend kenmerk van vooruitgang gezien en niet aan de vrouwenbeweging toegedicht. Zo schrijft ene Alastair uit Londen in reactie op de BBC documentaire over radicaal feminisme Angry Wimmin (2006): ‘We made things happen? Things have happened – mostly for the better, and things could get better. But it has been more to do with the progress in the mainstream and market forces rather than the efforts of self-obsessed, deluded, white, English, middle class wimmin living out their private fantasies.’ (http://www.bbc.co.uk/bbcfour/yoursay/lefties.shtml) Ook worden ze ingezet in politieke discussies over nationale identiteiten waar veel feministen zich niet mee kunnen vereenzelvigen (Ghorashi 2006). Daar komt bij dat de beeldvorming over het feminisme een ommezwaai kent. Het activisme van Tweede Golf Feministen werd in eerste instantie met veel enthousiasme ontvangen, maar deze stemming maakte een omwenteling door en het feminisme heeft nog steeds te maken met een negatieve beeldvorming. (Liesbeth van Zoonen 1991; Vilan van der Loo 2005)
8 Het voorgesprek neem ik op met een Minidisk recorder met een Sony ECM-MS 957 microfoon. Ik houd de microfoon in de hand, redelijk dicht bij de mond van de geïnterviewde (zo’n 30 cm.), zoals ik geleerd heb om als radiomaker geluid op te nemen en een goede geluidskwaliteit te bereiken.
9 Bourdieu bijvoorbeeld vond het interview een zwakke methodologie omdat de interviewee sociaal acceptabele antwoorden geeft. (Bourdieu 1977: 37 in: Collins 1998, 1, 4)
10 Gebaseerd op een telefonische interview op 6 juni 2007 tussen Grietje Keller en Fridus Steijlen, projectleider Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië KITLV.
11 Prof. Dr. J. van Mens, Prof. Dr. B. Waaldijk, Prof. Dr. S. Wieringa en promovendus E.E. Keller – Van Epenhuysen.
12 Zie de interview database van de Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië (SMGI) op www.kitlv.nl.
Literatuur
Anderson, Kathryn & Jack, Dana C (1991) ‘Learning to Listen: Interview Techniques and Analyses’, in: Berger Gluck, Sherna & Daphne Patai (eds.) ‘Women’s words : The feminist practice of oral history’, New York: Routledge: 11-26.
Collins, Peter (1998) ‘Negotiating Selves: Reflections on ‘Unstructured’ Interviewing’ on: Sociological Research Online 3 (3) See: http://www.socresonline.org.uk/socresonline/3/3/2.html
Ghorashi, Halleh (2006) ‘Paradoxen van culturele erkenning. Managen van diversiteit in Nieuw Nederland’, oratie uitgesproken 13 oktober 2006 aan de Vrije Universiteit Amsterdam
Ghorashi, Halleh, Ruud Lubbers & Naema Tahir (27 & 28 januari 2007): ‘Vier de komst van migranten, haal alles uit hen wat ze in zich hebben en dat is veel’, in: NRC Handelsblad
Grele, Ronald J. (Oct. 1993) ‘Why Call It Oral history? Some Ruminations from the Field,’ Pennsylvania History, 60: 506–9.
Haraway, Donna (1988) ‘Situated Knowledges: The Science Question in Feminism and the Privilege of Partial Perspective’ in: Feminist Studies, 14 (3): 575-599
Hesse-Biber, Sharlene Nagy (2007) ‘The Practice of In-Depth Interviewing’ in: Feminist Research Practice, A Primer. Londen: Sage.
Hoskins, Janet (1998) Biographical Objects: How Things Tell the Stories of People’s Lives. New York: Routledge
Leydesdorff, Selma (2004) De mensen en de woorden : geschiedenis op basis van verhalen. Amsterdam: Meulenhoff.
Leydesdorff, Selma, Luisa Passerini & Paul Thompson (1996) Gender & memory. Oxford: Oxford University Press.
Lomax, H & N. Casey (1998) ‘Recording Social Life: Reflexivity and Video Methodology’ on Sociological Research Online. 3 (2), see http://www.socresonline.org.uk/socresonline/3/2/XXXX.html
Loo, Vilan van der (2005) De vrouw beslist: De tweede feministische golf in Nederland. Wormer: Inmerc
Oakley, Ann (1981) ‘Interviewing women: a contradiction in terms’, in: Doing Feminist Research, Helen Roberts (ed.) London: Routledge.
Patai, Daphne (1991) ‘U.S. Academics an Third World Women: Is Ethical Research Possible?’, in: Berger Gluck, Sherna & Daphne Patai (eds.) Women’s words : The feminist practice of oral history, New York: Routledge: 137-154
Pink, Sarah (2004) ‘Performance, self-representation and narrative: interviewing with video’ in: Seeing is believing? Approaches to Visual Research Studies in Qualitative Methodology. 7: 61-77. Elsevier Ltd.
Plummer, Ken (2001) Documents of life 2. An invitation to a critical humanism. Londen: Sage.
Steijlen, Fridus (2002) Memories of ‘The East’ : abstracts of the Dutch interviews about the Netherlands East Indies, Indonesia and New Guinea (1930-1962) in the Oral History Project Collection. Leiden: KITLV Press.
Withuis, Jolande (1990) Opoffering en heroiek. De mentale wereld van een communistische vrouwenorganisatie in naoorlogs Nederland 1946-1976, Amsterdam: Boom
Zoonen, Liesbeth van (1991), Moeten strijdende vrouwen zo grof zijn? De vrouwenbeweging en de media. Amsterdam: SUA
Oral History / Feminisme /