De bezuinigingen begraven ons koloniale verleden - door Wim Manuhutu
Op 10 juni 2011 presenteerde staatssecretaris Halbe Zijlstra de brief over de bezuinigingen op de cultuur van het kabinet Rutte. Zoals de titel Meer dan kwaliteit al aangeeft, spelen voor dit kabinet ook andere criteria dan alleen kwaliteit een rol bij het beoordelen en ondersteunen van cultuur. Zowel de omvang (200 miljoen) als de wijze van de bezuinigingen heeft veel commotie veroorzaakt. Culturele diversiteit is in de ogen van het kabinet in ieder geval niet iets dat apart moet worden ondersteund, dat moeten de instellingen zelf doen. In de wetenschap dat onderzoek uit de afgelopen jaren (Netwerk CS) heeft aangetoond dat de gesubsidieerde cultuursector op het gebied van culturele diversiteit achterloopt en dat het onderwerp vooral met de mond beleden werd, is dat in ieder geval geen goed signaal.
Waar het gaat om de internationale aspecten van cultuurbeleid, ziet het kabinet voor cultuur een rol weggelegd in het ondersteunen van politieke en economische diplomatie. Zoals in de brief wordt gezegd âDaarnaast draagt het internationaal cultuurbeleid bij aan de bredere belangen van het buitenlands beleid.â Dat is op zich niets nieuws. Het aanbieden van een concert, tentoonstelling of dansvoorstelling behoort vaak tot het standaardpakket van staatsbezoeken en economische missies. Maar wat hier, en dat geldt eigenlijk voor de hele brief, ontbreekt is aandacht en erkenning voor de kritische rol die cultuur ook kan en moet spelen, zowel op nationaal als op internationaal niveau. Dat geldt met name als we het hebben over gemeenschappelijk cultureel erfgoed. In de brief wordt hier een paragraaf gewijd. Daarbij gaat het over Nederlands erfgoed dat âwereldwijd verspreid is, als overblijfsel van een verleden dat Nederland met andere landen heeft gedeeld.â. De voorbeelden die worden aangehaald (gebouwen, archieven en scheepswrakken) behoren allen tot het materiĂ«le erfgoed, van immaterieel erfgoed (taal, verhalen en tradities) wordt niets genoemd. En dat terwijl het inmiddels de gangbare opinie is dat het concentreren op materieel erfgoed alleen een veel te beperkte invulling van het begrip cultureel erfgoed is. Niet alleen, krijgen objecten pas betekenis in hun context(het verhaal er om heen), maar immaterieel erfgoed is als eigen categorie misschien minder tastbaar, maar daarom nog net zo reĂ«el.
Het risico dat bij een te sterke gerichtheid op Nederlands materieel erfgoed overzee altijd op de loer ligt, is de neiging om vooral stil te staan bij de prestaties uit het verleden. Het is van belang om de Nederlandse forten in IndonesiĂ« in kaart te brengen zoals onlangs is gedaan. Maar niet alleen om op basis daarvan te kijken naar mogelijkheden tot restauratie of gebruik voor toerisme, maar ook om te laten zien dat het Nederlandse bestuur over de archipel gebaseerd was op macht en geweld. Het gemeenschappelijke is op zoân manier niet alleen iets om je in te koesteren, maar gaat zo ook schuren en roept vragen op.
In verdragen en overeenkomsten tussen staten op het gebied van gemeenschappelijk cultureel erfgoed is er nauwelijks ruimte voor een kritische reflectie op wat dat erfgoed dan wel is. Wat delen landen – zeker als het gaat om een voormalige kolonisator en een voormalige kolonie – eigenlijk met elkaar? En hoe wordt dat erfgoed in de verschillende plaatsen beleefd? Als overblijfsel van een glorieus of juist pijnlijk verleden? Erfgoed Nederland, dat in de plannen van het kabinet per 2013 zal ophouden te bestaan, probeert in ieder geval deze kritische houding in te brengen in de discussie over het nu lopende programma van gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Noodzakelijk om te voorkomen dat het alleen maar blijft bij het vinden en opknappen van forten en scheepswrakken, hoe belangrijk dat ook is.
Hoe het ook anders kan, bewees het symposium Gedeeld Erfgoed: theorie en praktijk gespiegeld dat op 20 mei 2011 in het Utrechtse Museum Maluku werd gehouden. De rode lijn van de bijeenkomst was het (post-)koloniale erfgoed van Nederland, zowel overzee als in Nederland zelf, waarbij de postkoloniale migrantengemeenschappen nadrukkelijk in het verhaal werden betrokken. Immers zoals het in het Engels zo mooi is gezegd: âWe are here, because you were there.â In samenwerking met een aantal partners is Kosmopolis Utrecht erin geslaagd om een keur van sprekers bijeen te krijgen, waaronder klinkende namen zoals de professoren LegĂ©ne, Pattynama en Wekker.
Bijzonder aan het symposium was de combinatie van wetenschappers, kunstenaars, curatoren en erfgoedprofessionals die nog eens aantoonde hoeveel aspecten het thema gedeeld erfgoed in zich draagt. Zo was in het verhaal van documentairemaakster Tessa Boerman de kleurenblindheid van generaties kunsthistorici een rode draad. Al honderden jaren figureren zwarte mensen op schilderijen van oude meesters uit de Gouden Eeuw, maar daar was tot voor kort nauwelijks aandacht voor. Het zwart zijn van Zwarte Piet is daarentegen voor een groot deel van het Nederlandse publiek blijkbaar essentieel, getuige de vele, en vaak agressief negatieve, reacties die het Van Abbe Museum kreeg toen het kunstenaars het verschijnsel van Sinterklaas en Zwarte Piet (een negentiende-eeuwse creatie) liet bevragen. Raciaal denken is bepaald niet iets uit een voltooid verleden tijd.
Dat je bij erfgoed niet alleen hoeft te denken aan gebouwen, monumenten en schepen kwam op het symposium meermaals aan de orde. Gewone gebruiksvoorwerpen, fotoalbums, verhalen over de koloniale tijd en de migratie zijn net zo goed erfgoed. Professor Pamela Pattynama liet in haar bijdrage zien hoe particuliere fotocollecties binnen de Indische gemeenschap langzamerhand onderdeel werden van het publieke domein en dat de belangstelling voor die fotoâs veel meer vertegenwoordigd dan alleen nostalgie naar een âtempo doeloeâ maar meehelpt aan het ontstaan van een eigen groepsbewustzijn van de Indische gemeenschap als een eigen entiteit binnen de kolonie en in het postkoloniale Nederland.
Eind 2010 verscheen Postkoloniaal Nederland van de hand van professor Gert Oostindie waarin hij de stelling poneert dat postkoloniale migranten een koloniale bonus hadden bij aankomst in Nederland, maar dat deze bonus nu is uitgewerkt. Een prikkelende stelling die om een antwoord vraagt. Dat Nederland postkoloniaal is, is natuurlijk een gegeven. Maar wel een gegeven waarover het laatste woord nog lang niet is gesproken. Het laten horen van een eigen stem waarin het perspectief van postkoloniale migranten duidelijk doorklinkt, is nu harder nodig dan ooit. Symposia zoals Gedeeld Erfgoed leveren daar een belangrijke bijdrage aan.
Verslag Wim Manuhutu
Dit artikel verscheen tevens in Tijdschrift Contrast (Jaargang 18, Nummer 7, 2011)
- Persoonlijke website van Wim Manuhutu
- Centre for the Humanities (Universiteit Utrecht)
- Museum Maluku - Utrecht
- Kosmopolis Utrecht
Links
- Publicatie symposium Gedeeld Erfgoed
Bijlages
Gedeeld erfgoed / Koloniale geschiedenis / Omstreden erfgoed /