Review: About hiding and the hidden - by Sietske Roorda
Wie bepaalt wat zichtbaar wordt gemaakt in de samenleving? Some Things Hidden is een tentoonstelling over de politiek van (on)zichtbaarheid.
Door Sietske Roorda
Een vrouw met een roze sjaaltje om haar nek loopt kalm en met zekere pas door de tentoonstellingsruimte bij Framer Framed. Ze lijkt op een Hollywoodster uit de jaren veertig. De vrouw was ook al aanwezig in Castrum Peregrini tijdens het eerste deel van de tentoonstelling Some Things Hidden. Daar, in het oude atelier van Gisèle van Waterschoot van der Gracht, liep ze met precies hetzelfde roze sjaaltje rond. Op bordjes aan de muur valt het script te lezen dat de vrouw met het roze sjaaltje volgt. Ze is onderdeel van de performance There, there van kunstenaar Zhana Ivanova. De vrouw gaat zo op in de borrelende gasten tijdens de opening, dat sommigen haar pas zullen opmerken als ze weten dat het een performance is.
In de toelichting bij de tentoonstelling staat dat ‘de politiek van (on)zichtbaarheid’ het hoofdonderwerp is. Onder aanroeping van (onder anderen) Linda Nochlins fameuze essay Why Have There Been No Great Women Artists? wordt stilgestaan bij de vraag: ‘wie bepaalt wat wel of niet zichtbaar wordt gemaakt in de samenleving? Welke mensen, beelden en gewoonten krijgen zichtbaarheid en worden daarmee als “normaal” ervaren? Wat of wie krijgen juist minder aandacht en blijven daardoor “verborgen”?’
Dat zijn niet alleen vrouwen, waar Nochlin over schreef, maar ook, bijvoorbeeld, immigranten. Zoals de uit Togo afkomstige fotograaf Hélène Amouzou. Je ziet het oude bloemetjesbehang door haar naakte lichaam heen schemeren. Haar gezicht is niet meer dan een rookpluim. De zwartwit foto’s doen denken aan het werk van Francesca Woodman, maar Amouzou kwam zonder kennis van Woodmans werk op deze esthetiek uit. Toen ze als immigrant uit Togo aan het wachten was op haar verblijfsvergunning, nam ze een cursus fotografie en moest een zelfportret maken. Dat boezemde haar angst in, omdat ze zich als asielzoeker nauwelijks nog een mens voelde. Op de zolder van haar huis in Molenbeek in Brussel fotografeerde ze zich als een schim, soms met een oude koffer van een vorige bewoner. Ze laat de onzekerheid zien van een persoon die in het ongewisse leeft.
De tentoonstelling bij Castrum Peregrini en Framer Framed is samengesteld door curator Nina Folkersma en de Zweedse kunstenaar Charlott Markus. Markus’ onderzoek naar haar tante, die vlak onder de ogen van de nazi’s als Joodse verpleegster in een ziekenhuis in Berlijn de oorlog overleefde, vormde de aanleiding. Lag de nadruk in Castrum Peregrini op performance, in Framer Framed zijn juist installaties, videokunst en fotografie te zien.
Een voorbeeld zijn de foto’s die de Nederlandse Bertien van Manen in de jaren tachtig in Blijf-van-mijn-lijfhuizen heeft gemaakt. De foto’s, op zichzelf al passend omdat ze bijna nooit eerder te zien waren, laten de destijds net door feministen opgerichte havens van bescherming zien, waar vrouwen op de vlucht voor agressieve partners een veilig heenkomen zochten. De vrouwen leefden met hun kinderen in kraakpanden. Je ziet ze zitten op oude bankstellen, of liggen op stapelbedden waar een waslijn boven hangt. Daarmee ontdoet Van Manen deze geheime adressen van de mystiek waar ze meestal in gehuld worden. Van Manen geeft de vrouwen niet weer als de stereotype slachtoffers die je zou verwachten. Ze laat haar subjecten recht de camera inkijken als gewone en zelfverzekerde vrouwen.
Meer inspelend op onzichtbaarheid in algemene zin is het werk van co-curator Markus. Fotoportretten van haar vrouwelijke familieleden hangen aan een kamerscherm. Voor Markus is het belangrijk dat haar werk zowel een voor- als achterkant heeft, omdat er altijd een minder mooie kant zit aan de dingen. Echter in dit geval zijn beide kanten van het kamerscherm te zien als de achterkant, want nergens kun je een fotoportret volledig bekijken. Aan één kant van het scherm zijn zelfs alle ogen afgedekt. Het maakt het werk unheimisch, waarmee Markus de vage verhalen die de ronde doen over haar familieleden zichtbaar lijkt te maken.
Ook het werk van de Amerikaanse kunstenaar Cauleen Smith laat het trauma zien die gepaard gaat met uitwissing. De verdwijntruc in haar videowerk Remote Viewing lijkt puur absurdisme. Je ziet hoe voor een klein idyllisch wit schooltje door een graafmachine een gat wordt gegraven. Vervolgens wordt de hele school in het gat geschoven om daarna met aarde te worden bedekt. Aan het einde van de film lijkt het alsof de school nooit bestaan heeft. Een keurig geklede zwarte vrouw en jongen zijn getuigen van de gebeurtenis. Smith hoorde ooit tijdens een radioprogramma een man vertellen hoe hij als kind er getuige van was dat witte mensen een hele school in de grond begroeven, omdat ze de sporen van de zwarte gemeenschap wilden uitwissen. Door het verdwijnen van een schoolgebouw in scène te zetten, haalt ze dit verhaal uit de vergetelheid, om er weer op voort te kunnen bouwen.
Niet alles wat in duisternis is gehuld gaat gepaard met trauma. De Nederlandse Femmy Otten exposeert een reliëf van twee borsten dat uit de muur komt. Ze heeft deze compleet ontdaan van de seksuele lading die blote borsten meestal hebben door er naast op de muur een zuigeling bij te tekenen. Het is een aandoenlijk en intiem beeld, dat wordt vrijgegeven, maar wit op wit toch ook een soort van bescheiden en onzichtbaar blijft.
Bij andere kunstwerken vraag je je af of ze wel binnen de tentoonstelling passen. Zoals het werk van de Zwitserse Batia Suter, wier werk bestaat uit zwart-wit afbeeldingen van gecamoufleerde slangen en één sok die haast niet opvalt. Het thema van onzichtbaarheid komt duidelijk terug in het werk, maar het vrouwelijk perspectief is niet helder.
Bij de tentoonstelling is een tijdschrift verschenen, tevens tentoonstellingsgids, met besprekingen van de getoonde werken en enkele achtergrondessays die de lezer doen nadenken over de onzichtbaarheid van vrouwen. Er staan daarnaast teksten in over onder andere de oprichter van Castrum Peregrini, Gisèle Waterschoot van der Gracht, vergeten verzetsstrijdsters en de relatie tussen vrouwen en textiel.
Folkersma haalt grote feministische denkers als Simone de Beauvoir, Judith Butler, Chimamanda Ngozi Adichie, Gloria Wekker en Virginia Woolf aan in een poging een antwoord te vinden op de vraag naar wat het vrouwelijk perspectief is. Het zijn deze schrijfsters die met hun werk over het belang van het vrouwelijk perspectief ook aantonen waarom vrouwen eeuwenlang monddood zijn gemaakt.
Zoals De Beauvoir in De Tweede Sekse beschrijft is ‘vrouw zijn’ niet iets wat je bij de geboorte bent, maar een rol die je aangeleerd krijgt. Daarmee gaat gepaard dat meisjes van jongs af aan worden geconditioneerd om zich bescheiden op te stellen en onzichtbaar te maken. Daarnaast worden vrouwen niet altijd serieus genomen en hun werk en verhalen worden vaak als onbelangrijk geacht.
De tentoonstelling keert zich tegen deze tendens, door kunstwerken te laten zien die de rijkheid en diversiteit tonen die het vrouwelijk perspectief biedt. Tevens laten sommige kunstwerken het gevaar zien van het onzichtbaar maken van mensen hun geschiedenis en welke weelde van verhalen daarmee verloren gaat.
Tekst: Sietske Roorda
Some Things Hidden,
was van 19 januari t/m 11 maart 2018
te zien bij Framer Framed, Amsterdam.
Dit artikel werd in februari 2018 gepubliceerd op de website van Metropolis M.
Feminism /