Over de rol van kunst in een globaliserende samenleving

Framer Framed

Framer Framed Symposium: (un)Common Grounds - Reflecting on documenta fifteen (2022). Photo: Ju An Hsieh

Antisemitisme, anti-Palestijns racisme en Europa: pleidooi voor een kritisch en democratisch debat

Socioloog Hilla Dayan en politiek filosoof Yolande Jansen betogen dat Europa uit de ingebeelde rol van ‘omstander’ moet komen, wil een constructieve kritiek op Israël mogelijk worden. De onderdrukking van de Palestijnen door de Israëlische staat hangt volgens hen nauw samen met de huidige Europese politiek, de Europese nationalistische verbeelding en de koloniale geschiedenis. De veronachtzaming van deze invloed levert een historisch en politiek vacuüm op waarin problematische antisemitismedefinities effectieve kritiek uitsluiten, juist op het moment dat die harder nodig is dan ooit.

 

Tekst: Hilla Dayan & Yolande Jansen
De Nederlands BoekenGids, nummer dNBg 2023#4 (augustus/september), 24 april 2023


In Europese media en politiek worden de EU en individuele Europese landen vaak voorgesteld als omstanders van ‘het Israëlisch-Palestijns conflict’. Soms wordt Europa daarbij neergezet als een neutrale omstander die ‘het vredesproces’ faciliteert, soms als een zich met Israël engagerende, bijna noodzakelijk partijdig vanwege de historische schuld aan de Joden door de Holocaust en de geschiedenis van het Europese antisemitisme. Europa en de EU zijn echter geen omstanders, maar zowel historisch als in het heden volkomen verweven met de situatie in Israël-Palestina. Hoe we antisemitisme begrijpen en bestrijden in Europa staat daar niet los van. Waar verscheidene organisaties de noodklok luiden vanwege toenemend antisemitisme in Europa, en er bijvoorbeeld in Nederland om die reden een nationaal coördinator antisemitismebestrijding (NCAB) is aangesteld, is het van belang om de politieke en historische context van het debat over de definitie van antisemitisme erbij te betrekken. Daarbij is niet alleen het historische en hedendaagse antisemitisme in Europa relevant, maar ook de situatie in Israël-Palestina en hoe Europa zich daartoe verhoudt.

Wat we wel en niet beschouwen als ‘antisemitisme’ impliceert in de huidige context niet alleen een zorg om de situatie van Joden in Europa (en wereldwijd), maar ook een politieke positionering ten aanzien van de staat Israël. Mensen die kritiek op Israël hebben, wordt regelmatig antisemitisme aangewreven. Met name Palestijnse critici, maar ook anderen, worden hierdoor gemarginaliseerd en gecriminaliseerd. Kritische reflectie op het gebruik van de term is cruciaal voor Joods leven in Europa, juist omdat een duurzaam, moreel verantwoord en politiek legitiem begrip van antisemitisme nodig is voor de bescherming van dat leven. Dit mes snijdt aan twee kanten, want kritische reflectie op het gebruik van de term is evengoed vereist voor het tegengaan van islamofobie en anti-Palestijnse houdingen en praktijken in Europa. Noodzakelijk is het zeker ook vanwege de schaal en ernst van het geweld jegens Palestijnen in Israël en de bezette – inmiddels in de praktijk grotendeels geannexeerde – Palestijnse gebieden.

Als wetenschappers op het gebied van Israël-Palestina en Europese minderheden, en als Nederlands staatsburgers van verschillende achtergrond, voelen we verantwoordelijkheid voor een zorgvuldig beschouwen van het Europese aandeel in deze kwestie. We delen een diepe en persoonlijke interesse in de geschiedenis die Joodse vluchtelingen naar Palestina en later Israël bracht, zowel uit Europa als uit het Midden-Oosten. De levens van deze mensen als inwoners en burgers van de staat Israël maken ook deel uit van de continentale en koloniale geschiedenis van Europa, dat hiervoor een grote verantwoordelijkheid draagt. Voor de historische en actuele analyse daarvan dragen wetenschappers in ons onderzoeksveld mede zorg.

Zoals wij in dit essay zullen betogen hangt de brute onderdrukking van de Palestijnen door de Israëlische staat nauw samen met zowel de huidige Europese politiek als met de nationalistische en koloniale politieke geschiedenis en verbeelding waarop dit geweld berust. De huidige Israëlische regering laat van de laatste, zwakke rechten die Palestijnen nog hadden in de ‘natiestaat van het Joodse volk’, niets meer heel. Ons gaat het daarbij vooral om het onderkennen van de Europese imperiale context die aan deze situatie ten grondslag heeft gelegen en de doorwerking daarvan in het heden. De Palestijnen, in zekere zin gevangenen van deze geschiedenis, staan nu nog grotere rampen te wachten dan die waarmee ze al werden geconfronteerd. We willen ook de blik richten op actuele discussies in Europa die getuigen van een problematisch antisemitismebegrip, waarin dit wordt gebruikt om kritiek op de situatie van de Palestijnen bij voorbaat buiten de orde te plaatsen. We doen dit vanuit de overtuiging dat zulk opportunistisch gebruik van het begrip antisemitisme een duurzaam tegengaan van antisemitisme enkel kan schaden – het plaatst Joden terug in de aloude Europese positie waarin ze soms beschermd en opgehemeld en soms vervolgd werden, maar steevast tot ‘anderen’ gemaakt en uitgespeeld tegen andere bevolkingsgroepen. Dit raakt natuurlijk ook de Europese Palestijnen, mensen met een islamitische en/of Arabische achtergrond, evenals andere critici van de situatie, die met politieke en juridische middelen het zwijgen wordt opgelegd, of die in elk geval niet of niet voldoende worden gehoord.

Nationality Law

Aan de huidige coalitie van Netanyahu neemt een aantal onvoorstelbaar extremistische, ultranationalistische partijen en personen deel. Minister van financiën is Bezalel Smotrich van de partij ‘Religieus Zionisme’. Smotrich is een verklaard voorstander van de annexatie van de Westelijke Jordaanoever en de claim dat deze Israël toebehoort op religieuze gronden. Hij is ook ‘trotse homofoob’ en woont in een illegale nederzetting in de bezette gebieden – die hij zo snel mogelijk wil legaliseren. Nog een graad extremer is de extreemrechtse partij ‘Joodse Kracht’ van Itamar Ben-Gvir. Hij is een aanhanger van de in 1990 vermoorde rabbijn Meir Kahane, die de etnische zuivering van de Westelijke Jordaanoever voorstond. Terwijl Kahanes Kach-partij in de vroege jaren negentig nog door andere partijen werd genegeerd en later verboden, versterkte Ben-Gvirs leus ‘het dorp moet branden’ zijn populariteit. Ben-Gvir mocht niet dienen in het Israëlische leger vanwege zijn extreme opvattingen, is in 2007 veroordeeld voor aanzetten tot haat en staat bekend om velerlei extreemrechtse activiteiten. Zijn idool is de terrorist Baruch Goldstein, die in 1994 29 Palestijnen vermoordde en 125 verwondde in Hebron. Net als Smotrich heeft hij openlijk plannen om de Palestijnen uit Oost-Jeruzalem te verdrijven en de Westelijke Jordaanoever te annexeren. Hij is nu minister van binnenlandse veiligheid.

De situatie die na de laatste verkiezingen in Israël is ontstaan, is geen toevallige ontwikkeling, maar de uitkomst van een langdurig proces waarin een structurele juridische, politieke, economische en culturele ongelijkheid tussen Joden en Palestijnen steeds verder is geconsolideerd, zowel binnen Israël als in de bezette Palestijnse gebieden. ‘Israël is niet de staat van al zijn inwoners… maar de natiestaat van het Joodse volk, en van hen alleen’, postte Benjamin Netanyahu in maart 2019 op Twitter. Hij bevestigde de realiteit dat Israël een staat is die al jaren ernstig discrimineert tegen miljoenen Palestijnen, of ze nu in Israël wonen of in de bezette Palestijnse gebieden (en of ze nu Israëlisch burgerschap hebben of niet). De discriminatie van Palestijnen en de voorrang voor Joden werd juridisch geconsolideerd in de Basic Law: Israel as the Nation State of the Jewish People, die in 2018 werd aangenomen.

In 2021 en 2022, dus ook al ruim voor het aantreden van de nieuwe regering, verschenen rapporten van zowel Amnesty International als Human Rights Watch over de situatie in Israël-Palestina. Zij kenmerkten de situatie in termen van ‘apartheid’ en ‘vervolging’ volgens het internationaal recht. Ook verschenen er rapporten van Palestijnse en Israëlische mensenrechtenorganisaties – Al-Haq (Defending Human Rights); B’Tselem (Israeli Information Center for Human Rights in the Occupied Territories); Yesh Din (Volunteers for human rights) – die de situatie na uitgebreid onderzoek in detail belichten, Al-Haq het meest diepgaand en secuur. In een VN-rapport van november 2022, opgesteld door de speciale gezant Francesca Albanese, worden de ernstige vormen benoemd die deze schendingen aannemen:

Draconische restricties op de bewegingsvrijheid van Palestijnen binnen en buiten bezet Palestijns gebied; onderdrukking van politieke en maatschappelijke participatie; ontkenning van verblijfsrechten, status en gezinshereniging; onteigening van Palestijns land en eigendom; gedwongen transfers; moorden; wijdverbreide arbitraire arrestaties en aanhoudingen, inclusief van kinderen; de belemmering en afwijzing van humanitaire hulp en samenwerking; ontkenning van eigendomsrechten en toegang tot natuurlijke hulpbronnen; geweld door kolonisten; en gewelddadige onderdrukking van verzet van de bevolking tegen de bezetting. Alles tezamen betekenen deze praktijken een collectieve straf voor de Palestijnse bevolking.

Europa speelt een cruciale rol bij het in stand houden van deze situatie en dreigt de verdere verslechtering op zijn beloop te laten. In NRC (19 oktober 2022) vertelde de voormalige Nederlandse diplomaat Berber van der Woude, die in de zomer van 2019 in de Palestijnse gebieden werd gestationeerd en begin 2022 ontslag nam vanwege haar frustratie over de situatie, hoe aandacht besteden aan de mensenrechtenrapporten daarover ‘niet opportuun’ werd geacht. Ze stelt dat Nederland, net als de meeste andere Europese landen en de EU, medeplichtig is aan het in stand houden van een situatie van apartheid. Dit ondermijnt de Nederlandse en Europese mensenrechtenpolitiek ook in andere contexten, omdat er met twee maten wordt gemeten. Tekenen van verandering na het aantreden van het huidige kabinet Netanyahu zijn er nauwelijks. Een voorbeeld hiervan is het telefoongesprek van premier Rutte met premier Netanyahu, op 11 januari dit jaar, waarin Rutte heeft gesteld dat het nieuwe kabinet de ‘tweestatenoplossing niet in gevaar mag brengen’. Een vrome boodschap, maar volkomen irreëel en daarmee een vrijbrief voor ernstige mensenrechtenschendingen – het tekent de onwil de daadwerkelijke situatie te kennen, of te erkennen. Overigens staat deze Europese houding wel enigszins onder druk, getuige de recente opzegging van de samenwerking door de burgemeester van Barcelona met zusterstad Tel Aviv totdat ‘de Israëlische autoriteiten de systematische schending van de rechten van de Palestijnse bevolking beëindigen, en zich aan het internationaal recht houden’.

Definities van antisemitisme

In de aanloop naar de huidige situatie, waarin de apartheidspolitiek steeds meer voet aan de grond kreeg in Israël, is er groeiende onduidelijkheid ontstaan over de samenhang tussen antisemitisme en ‘kritiek op Israël’. De verklitting tussen kritiek op Israël en antisemitisme verklaart voor een deel de Europese passiviteit ten aanzien van Israël. Europeanen zijn gewend geraakt aan het goede gevoel dat antisemitisme iets is wat ze na de Tweede Wereldoorlog definitief achter zich hebben gelaten. Voor de Europese mainstream zijn het vooral de ‘Anderen’ – moslims, Arabieren, mensen uit het mondiale Zuiden, Oost-Europeanen – die antisemitisch zijn, ‘wij’ niet meer. Cultuurwetenschapper Esther Romeyn analyseerde in 2014 al hoe witte Nederlanders zichzelf vaak tolerantie toeschrijven, en dat zij de ‘lessen van de Holocaust’ hebben geleerd, terwijl aan moslims vaak bij voorbaat een afwijking hiervan wordt toegeschreven. Antisemitisme wordt zo effectief geëxternaliseerd. Ondertussen maken groeiende extreemrechtse groepen gretig van die verwarring gebruik om het eigen traditionele antisemitisme weer op te pakken, of het in pro-Israël-machismo te verhullen.

Om enig houvast te bieden te midden van deze verwarring heeft de IHRA (International Holocaust Remembrance Alliance) in 2016 een door de Israëlische overheid actief gesteunde en bevorderde definitie van antisemitisme voorgesteld die inmiddels inderdaad op veel plaatsen als een beleids- of zelfs juridische definitie wordt gehanteerd. Het CIDI hanteert en bepleit deze definitie, en deze is ook door de Tweede Kamer aangenomen – evenals door de Duitse Bondsdag en het Franse parlement. De Nederlandse vertaling luidt: ‘Antisemitisme is een bepaald beeld (‘a certain perception’) van Joden, dat zich kan uiten als haat tegen Joden. Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme worden gericht tegen Joden of niet-Joden en/of hun bezittingen, tegen instellingen van de Joodse Gemeenschap, en religieuze voorzieningen.’

Er is vanuit het wetenschappelijk onderzoek naar antisemitisme aanzienlijke kritiek op deze definitie gekomen. Niet alleen is ze vaag (‘een bepaald beeld’; ‘dat zich kan uiten als haat’). Ze is ook problematisch omdat ze de institutionele en georganiseerde dimensies van het antisemitisme onbenoemd laat en het tot een perceptie en gevoel herleidt. Vooral problematisch zijn echter de voorbeelden van antisemitisme die worden gegeven, waarvan een groot deel kritiek op de staat Israël betreft, ‘die wordt gezien als een Joodse collectiviteit’. Het wordt in het midden gelaten wat dit betekent. Wat betekent het om de staat Israël te zien als ‘een Joodse collectiviteit’ in het licht van de structurele discriminatie van Palestijnen? Wat betekent het als kritiek op die discriminatie als antisemitisme wordt aangemerkt?

Het gebrekkige onderscheid tussen antisemitisme en kritiek op Israël is mede ontstaan door de introductie van het begrip ‘nieuw antisemitisme’ in de jaren zeventig van de twintigste eeuw. De veronderstelling was dat het oude Europese antisemitisme een nieuwe, antizionistische vorm had aangenomen: een overkritische benadering van, en oneigenlijke focus op, de Israëlische staat. Met de definitie van de IHRA in de hand is antizionisme bijna per definitie antisemitisme, en kan aan kritiek op Israël al snel een ‘oneigenlijke focus’ worden toegeschreven zodat ook niet meer op de inhoud van de kritiek hoeft in te worden gegaan. De Britse taalfilosoof Brian Klug betoogde al in 2004 dat de gelijkstelling van antizionisme en antisemitisme problematisch is omdat discriminatie van niet-Joodse bevolkingsgroepen binnen de staat Israël, en in het bijzonder van de Palestijnen, hierdoor onbekritiseerbaar wordt. De verweving van raciale, etnische, nationale, religieuze en staatkundige definities van Joods-zijn, een erfenis van de Europese geschiedenis en in Klugs woorden een ‘verstrikte kluwen’, speelt hierin een belangrijke rol.

In 2020 is een scherpere definitie van antisemitisme geformuleerd in The Jerusalem Declaration on Antisemitism (JDA), als correctie op de IHRA-definitie. Aan deze nieuwe definitie hebben wereldwijd veel van de meest vooraanstaande onderzoekers op het gebied van antisemitisme-onderzoek een bijdrage geleverd, velen met een Joodse achtergrond. In oktober 2022 hebben veel ondertekenaars van de JDA de VN opgeroepen om de definitie van de IHRA niet te hanteren. De JDA stelt dat antisemitisme een vorm van racisme is en dat kritiek op Israël, mits proportioneel en op feiten gebaseerd, niet onder antisemitisme valt, en ook niet het oproepen tot een boycot van Israël vanwege de apartheidspolitiek ten aanzien van de Palestijnen. Dit is belangrijk, omdat dergelijke oproepen in termen van BDS (Boycott, Divestment and Sanctions) in veel Europese landen met antisemitisme worden geassocieerd en bestraft. Zo werd, vanwege haar steun voor BDS, kortgeleden bijvoorbeeld de bekende Britse toneelschrijfster Caryl Churchill haar European Drama Prize (een prestigieuze Duitse toneelprijs) ontnomen. Ook de filosofen Judith Butler en Achille Mbembe, evenals vele kunstenaars en wetenschappers met een (deels) Palestijnse achtergrond, zoals Anna-Esther Younes en Yazan Khalili, zijn op deze wijze van antisemitisme beschuldigd. Vooral voor de Palestijnen onder hen heeft dit grote persoonlijke, professionele en juridische gevolgen gehad.

De JDA benadrukt dat antisemitisme zich manifesteert in houdingen of opvattingen ten aanzien van Joden, niet van de staat Israël: ‘Het ontkennen van het recht van Joden om te bestaan en te floreren in de staat Israël, individueel en collectief, als Joden, in overeenstemming met het principe van gelijkheid.’ De uitleg in de JDA verschuift daarmee de aandacht van de staat naar de bevolking, en benadrukt het belang van gelijkheid tussen Joden en niet-Joden binnen Israël-Palestina (en daarbuiten). Kritiek op het etnocratische karakter van de staat Israël valt hiermee niet onder antisemitisme. In de IHRA-definitie daarentegen worden pleidooien voor een andere, rechtvaardiger staatsvorm al snel als antisemitisme gezien: in de IHRA-definitie valt een kritische houding of opvatting ten aanzien van het Joodse karakter van de staat Israël al snel onder antisemitisme.

Ook de JDA-definitie is echter niet onproblematisch. Ze stelt bijvoorbeeld dat kritische uitspraken over Israël ‘op het eerste gezicht’ (‘on the face of it’) niet antisemitisch zijn, maar op waar dan wel de grens ligt tussen oprechte kritiek en de soms wel degelijk aanwezige antisemitische intenties ‘achter’ of ‘onder’ de kritiek wordt verder niet ingegaan. Daarnaast wordt ook in deze definitie de focus op Israël-Palestina niet losgelaten en is er te weinig aandacht voor extreemrechtse, georganiseerde, institutionele en culturele dimensies van het historische en hedendaagse antisemitisme.

Zionisme en Europees kolonialisme

Een cruciaal begrip in deze kluwen is dus ‘zionisme’. Europeanen weten hier vaak niet veel over, behalve dat kritiek erop al snel antisemitisch aanvoelt. Gaat het bij kritiek op ‘zionisme’ over het bestaansrecht van Israël als staat, of als een staat waarin Joden meer rechten hebben dan andere inwoners? Gaat het om een veilige haven voor Joden die na de Holocaust elk vertrouwen in diasporisch leven verloren hadden, of om een typisch product van de Europese nationalistische verbeelding zelf? Wat als dit allebei het geval is? Mede door de vele lagen in de term zionisme kan deze zo eenvoudig de verlammende verbinding vormen tussen ‘kritiek op Israël’ en ‘antisemitisme’.

Zionisme ontstond al ver voor de Tweede Wereldoorlog en werd mede gestimuleerd door de Britten, die Palestina (als deel van de Arabische wereld) gekoloniseerd hadden. Het won verder aan kracht in de context van het Europese antisemitisme en de Holocaust. Echter, de visie die stelt dat het bestaan van een als Joods gedefinieerde staat in Israël (voor 1948 in Palestina) de kern uitmaakt van Joods zijn, is een specifieke keuze binnen een breed spectrum aan Joodse tradities, en zelfs binnen een breder historisch zionisme. Voor de Tweede Wereldoorlog was de grootste Joodse beweging in Oost-Europa de Bund, die zich tegen zionisme verzette. In het Midden-Oosten en Afrika was er tot na 1948 nauwelijks zionisme. Ook tegenwoordig zijn er veel Joodse groepen die zich tegen zionisme verzetten, zowel liberale, reform als conservatieve bewegingen. Ze zijn regelmatig in conflict met de Israëlische staat en verzetten zich bijvoorbeeld tegen de delegitimatie van het leven van Joden buiten Israël in naam van het zionisme. Een schrijnend voorbeeld van zo’n delegitimatie was Netanyahu’s actie om na de Charlie Hebdo-moorden in Parijs Joden op te roepen om ‘Muslim Europe’ te verlaten. Hij bracht daarin de drie meest basale waarden van dit staatszionisme samen: het willen verenigen van alle Joden in Israël, het ontkennen van de legitimiteit van het leven in ballingschap, en het stellen dat een eigen staat een voorwaarde is voor veiligheid en voorspoed voor Joden. De referentie aan ‘Muslim Europe’ illustreert hoe deze retoriek Europese xenofobie voedt en in één klap alle Joden, of ze nu willen of niet, aan Israël verbindt. Netanyahu bevestigde enerzijds het toebehoren van Joden aan de dominante Europese, ‘beschaafde’ maatschappij, maar ondermijnde anderzijds ook actief hun behoren tot Europa. Dit is precies de logica van het zionisme die tegen het belang van Europese minderheden in gaat.

De historicus Amnon Raz-Krakotzkin werd bekend met zijn analyse van het geïnternaliseerde antisemitisme in het zionisme, vanwege de afwijzing van Joods diasporisch leven. In zijn recente boek schrijft hij over de zestiende-eeuwse stad Safed en in Galilea levende Joodse gemeenschappen, die een spiritueel begrip van ‘Zion’ en ook een bewustzijn van ballingschap hadden, een Mishna-bewustzijn. Ze zetten zich in voor de continuering van Joods leven, maar zagen zichzelf niet als heersers over het land of over andere bevolkingsgroepen. Ze leefden naast en tussen Arabische bewoners en werden als oorspronkelijke bewoners van het land gezien. Deze geschiedenis werd tenietgedaan met de opkomst van het politieke zionisme, dat hand in hand ging met het Europese kolonialisme, vooral dat van de Britten na de Eerste Wereldoorlog. Dit zionisme was sterk geïnspireerd door de Europese koloniale verbeelding en ontwikkelde een letterlijke interpretatie van Zion. De wortels van deze verbeelding, stelt Raz-Krakotzkin, liggen in de protestantse legitimeringen van de Europese veroveringen in de ‘Nieuwe Wereld’, in de Amerika’s, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika. Deze veroveringen werden als een terugkeer naar een beloofd land voorgesteld. Safed schetst een alternatief waar Joden deel van de regio uitmaken in plaats van meegesleept te worden in de verbeelding van natiestatelijke soevereiniteit over de ‘natives’, die niet alleen in het geval van Israël leidde tot etnische en culturele zuivering, maar overal waar Europees vestigingskolonialisme plaatsvond. Zo’n alternatieve verbeelding kan niet urgenter zijn dan in deze tijden van ‘Joodse Kracht’.

Van de vele schakeringen van zionisme is de christelijke variant zonder twijfel het nauwst verbonden met deze geschiedenis van de protestantse koloniale verbeelding. Het Christelijk zionisme heeft in de VS een belangrijke rol gespeeld in de meer en meer religieus-politieke invulling van zionisme, en daarmee in de religieuze legitimatie van de bezetting van de Westelijke Jordaanoever. Het is een stroming waar Nederlandse christenen soms ook mee verbonden zijn, zoals David Wertheim bespreekt in Waar gaat het over als het over Joden gaat? Wertheim onderzoekt in zijn boek welk beeld verschillende Nederlandse groepen hebben van Joden en constateert dat het eigenlijk in elke groep die hij onderzoekt eerder over een spiegeling van deze groep zelf gaat, dan dat het daadwerkelijk over Joden gaat. Christelijk zionisten, zoals in Nederland de Stichting ‘Christenen voor Israël’, steunen Israël vanuit een visie op het eigen heil, en de bezetting van de Palestijnse gebieden (‘Samaria en Judea’ of ook het ‘Bijbelse hartland’ genoemd) vanwege de theologische betekenis die zij aan die gebieden geven. De voormalig partijleider van de Christenunie, Gert-Jan Segers, schreef eind november 2022 in het tijdschrift van de stichting, Israël actueel (oplage 78.000), dat hij het ‘altijd weer de kop op stekende antisemitisme ook niet anders [kan] zien dan [als] duivelse pogingen om de wereld van Joden te ontdoen. Het is een omgekeerd godsbewijs.’ Segers was met VVD-minister Yeşilgöz initiatiefnemer van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB). Op een vraag van Natasja Gibbs over apartheid in Israël tijdens een uitzending van Op1, stelde Segers de staat Israël begin januari 2023 nog ten voorbeeld aan het Midden-Oosten – wat niet hem, maar Gibbs op een kleine mediastorm kwam te staan.

In de hedendaagse Israëlische context worden de termen ‘zionisme’ en ‘antizionisme’ veelvuldig gebruikt en is hun onderscheid min of meer duidelijk: zionisme bevestigt de dominantie van Joden in Israël en het Joodse karakter van de Israëlische staat; antizionisme betekent de erkenning van verantwoordelijkheid voor de onteigening en verdrijving van de Palestijnen (de Nakba) in 1948, verzet tegen de bezetting van de Westelijke Jordaanoever en tegen de praktijk waarin de Joden in Israël en de bezette Palestijnse gebieden boven de andere inwoners, en vooral boven de Palestijnen staan. Antizionisme is daarmee ook een positie tegen de discriminerende boodschap en praktijken van Netanyahu en zo vele anderen, die met Ben-Gvir en Smotrich in de regering in de nabije toekomst geweld nog minder zullen schuwen. Het is een kritische positie tegen ongelijkheid, en ze wordt ingenomen door zowel progressieve Israëli’s als Palestijnen.

Het is wel de vraag of het helpt, het gebruiken van definities en vooral van indelingen in ‘pro’- en ‘anti’-posities. Definities inzetten om een complex en contextgebonden verschijnsel te duiden leidt al snel tot een spel van stereotyperingen en de reductie van ieder perspectief tot een kant: je bent ‘pro-Israël’ of je bent ‘antisemitisch’, een standpunt is ‘zionistisch’ of ‘antizionistisch’. Historicus van het antisemitisme Arie Dubnov refereerde recentelijk aan een uitspraak van Nietzsche dat ‘alleen dat wat geen geschiedenis heeft gedefinieerd kan worden’. ‘Antizionisme’ is daarbij ook nog eens een enorme versmalling van ‘kritiek op Israël’, want ook die is in vele schakeringen mogelijk. Een kritische visie kan ook de discussie over zionisme zo veel mogelijk willen ontwijken, omdat het uiteindelijk gaat over gelijke rechten en vrijheden voor alle inwoners. De terminologie laat in elk geval zien hoe gepolitiseerd en eenzijdig de discussie is. Elke gedachte impliceert onmiddellijk een positie, of een verborgen positie: antizionisme is antisemitisme. Debat, laat staan dialoog, is in zo’n sfeer niet mogelijk, waardoor onrecht niet benoemd (en daarmee uiteindelijk ook niet gesanctioneerd) kan worden, evenmin als angsten en andere emoties, terwijl juist dat hoognodig is om in Israël-Palestina samen te kunnen leven.

Debatten in Europa

Europa is in hoge mate medeverantwoordelijk voor de situatie in Israël, zowel historisch als door de onvoorwaardelijke hedendaagse steun aan en samenwerking met Israël. Die samenwerking vindt niet alleen plaats op medisch en technologisch gebied, maar ook op het gebied van de veiligheidsindustrie. Over serieus inhoud geven aan de Europese verantwoordelijkheid wordt echter te weinig nagedacht. Het antisemitismebeleid is vaak oppervlakkig en repressief. Het speelt Israëls apartheidsbeleid in de kaart en belast Joden in Europa met een hardnekkige associatie met repressief en onrechtvaardig beleid. Democratische krachten die zich hiertegen verzetten, Palestijnse, Joodse, Israëlische, of welke dan ook, worden niet geholpen maar zelfs actief tegengewerkt. Door de associatie met antisemitisme worden vele in Europa woonachtige deskundige, kritische wetenschappers en kunstenaars, vooral als ze een Joodse, Palestijnse en/of Israëlische achtergrond hebben, maar beperkt gehoord. Als er al ruimte voor hun geluid is, dan blijft die vooral beperkt tot de culturele en wetenschappelijke sfeer en bereikt die de politiek of publieke media niet of nauwelijks. Dat gaat regelmatig gepaard met aanzienlijke druk en zelfs smaad – zoals in 2016, toen CIDI probeerde om een conferentie op de UvA, georganiseerd door gate48, een platform van kritische Israëli’s in Nederland, af te laten gelasten vanwege een vermeend aanzetten tot antisemitisme; of zoals in 2022, toen de van origine Palestijnse antropologe Dina Zbeidy, al jaren verbonden aan de Hogeschool Leiden en gepromoveerd aan de Universiteit van Amsterdam, door de Universiteit Leiden werd geweerd als voorzitter van een debat over de Israëlische politiek.

Hoewel deze dynamiek in alle Europese landen een rol speelt, werd zij de laatste jaren het best zichtbaar in de Duitse context. De Duitse afdeling van Amnesty International heeft Amnesty’s eigen rapport over apartheid na publicatie in 2021 al snel van de website gehaald, en er wordt alleen naar de Engelstalige afdeling verwezen. Op de website valt het volgende te lezen: ‘In de huidige historische nationale context is een objectief, op feiten gebaseerd debat over de classificering gemaakt in dit rapport lastig. Om het gevaar van instrumentalisering of misinterpretatie van het rapport tegen te gaan, zal de Duitse afdeling van Amnesty geen activiteiten plannen of uitvoeren in relatie tot dit rapport.’ De Israëlisch-Brits-Duitse essayist Michael Sappir schrijft dat Amnesty Duitsland natuurlijk voorzichtig moet zijn met het voeden van antisemitische samenzweringsideologieën. Echter, het gevolg is dat zelfs feitelijke kritiek door verantwoorde organisaties onbespreekbaar wordt.

Toen een van ons aan een Duitse collega voorstelde om Gil Hochbergs boek Becoming Palestine: Toward an Archival Imagination of the Future, uitgegeven in 2021 en winnaar van de prestigieuze Amerikaanse René Wellek-prijs, in Berlijn te introduceren, zei deze dat dat direct tot haar marginalisering en misschien zelfs ontslag zou leiden, en dat zij dit niet op zich kon nemen. Recentelijk ook heeft het Goethe-Institut in Tel Aviv ‘om veiligheidsredenen’ een panel afgeblazen waarbij Duitse en Israëlische wetenschappers, onder wie de bekende historicus Amos Goldberg, zouden praten over herdenkingsculturen met betrekking tot de Holocaust en de Nakba. Deze afzegging kwam tot stand onder druk van enkele Duitse instanties en Yad Vashem.

Ondertussen wordt er gewerkt aan anti-antisemitisme-initiatieven die dit soort ad hoc interventie haast overbodig moeten maken met tech fixes – een vorm van technologisch ‘solutionisme’ dat Europa op afstand plaatst van zowel de situatie in Israël, als van zijn eigen geschiedenis van antisemitisme. Zo werkt de Alfred Landecker Stichting bijvoorbeeld aan een project genaamd Decoding Antisemitism. Ze ontwikkelt een algoritme voor het ‘managen van content’, met als streven om het bestrijden van antisemitisme te automatiseren. Het streven om van een complex ethisch, historisch, politiek en cultureel fenomeen een ‘big data’-project te maken getuigt van een Europese anti-intellectuele en anti-expertisecultuur waarin debat ongewenst is: open en complexe politieke debatten leggen het af tegen de toverstok van het algoritme. Voorspelbaar genoeg heeft het ‘decodeer antisemitisme’-algoritme al partij gekozen voor de IHRA-definitie.

De gebeurtenissen rond documenta 15 in Kassel vorige zomer laten zien hoe niet alleen de Duitse, maar de gehele Europese (en mondiale) culturele wereld inmiddels bij dit probleem betrokken is. Al vanaf januari waren er beschuldigingen van antisemitisme waarover in heel Europa debat ontstond, en de grimmige sfeer hield de hele zomer aan. Begin september werd in Amsterdam door de kunstinstellingen Framer Framed, de Akademie van Kunsten van de KNAW en het Van Abbemuseum een tweedaags symposium georganiseerd: (un)Common Grounds: Reflecting on documenta fifteen. Dit symposium werd als ‘podium voor een antisemitische film’ neergezet in de Telegraaf, en in een verontruste reactie van het CIDI werd er druk uitgeoefend op de organisatoren. De Palestijnse en in Amsterdam aan een promotieonderzoek werkende kunstenaar Yazan Khalili, die het Palestijnse collectief The Question of Funding vertegenwoordigde tijdens documenta 15, sprak tijdens dit symposium over zijn ervaring van ‘negen maanden worden zwartgemaakt’. Khalili vertelde dat iedereen die in Duitsland wordt geassocieerd met de BDS-beweging direct van enige vorm van financiering of facilitering (zoals het beschikbaar maken van vergaderruimtes) is uitgesloten, en dat dit een manier is om in het neoliberale tijdperk de academische en artistieke vrijheid, en de vrijheid van meningsuiting in het algemeen, niet langs juridische maar financiële wegen te beperken.

Een van de deelnemers aan de Framer Framed-bijeenkomst was Benjamin Seroussi, directeur van de Joodse organisatie Casa do Povo in Brazilië. Hij corrigeerde de veelvuldig gemaakte opmerking dat Joodse kunstenaars buiten documenta 15 gehouden waren. Zijn collectief was als één van de voorbeelden van buitengesloten groepen genoemd in de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Seroussi vertelde dat dit niet waar was, maar dat de correctie die hij stuurde aan de FAZ eenvoudigweg niet geplaatst werd. Seroussi, wiens collectief de nagedachtenis aan de Holocaust wil dekoloniseren en Joods erfgoed relevant wil maken voor de strijd tegen hedendaags raciaal geweld in de Braziliaanse context, waarschuwde dat deze strategie averechts werkt. Het uitspelen van een vermeend antisemitisch ‘mondiaal Zuiden’ en Joden tegen elkaar, zoals in de Duitse context veelvuldig gebeurde tijdens de debatten over documenta 15, ondermijnt ieder Joods dekoloniaal project en zal niet helpen in de strijd tegen daadwerkelijk antisemitisme.

Architect Eyal Weizman, oprichter van het bekende kritische architectencollectief Forensic Architecture, zag de gang van zaken rondom documenta 15 als deel van de oorlog die Israël heeft verklaard aan de ‘delegitimering’ van Israël in het mondiale culturele veld. Die oorlog maakt deel uit van Israëls hasbara-politiek, waarin de situatie in Israël-Palestina op een ‘positieve manier’ in het buitenland wordt uitgelegd. Weizman stelde dat de Israëlische staat Europese instituties en staten onder druk zet om een ‘intellectuele iron dome’ te vormen tegen onwelgevallige kritiek, met inzet van het begrip antisemitisme. Het grote probleem in de Duitse, en breder, de Europese context, stelde Weizman, is de onmogelijke positie van de Palestijnen. Het begin van een erkenning van hun bestaans- en spreekrecht houdt voor veel Europeanen al antisemitisme of ‘Israël-ontkenning’ in. Deze beschuldiging kan je al treffen als je jezelf Palestijn noemt (of dat bent, zoals Dina Zbeidy en Anna Younes) of als je de term ‘Nakba’ gebruikt om het te hebben over de massale verdrijving van de Palestijnen in 1948. Het geldt nog sterker bij kritiek op zionisme of apartheid. Het bestrijden van antisemitisme, stelt Weizman, gaat over in anti-Palestijns racisme wanneer het een directe aanval inhoudt op de Palestijnse identiteit en geschiedenis.

Het Framed Framed-symposium gaf de deelnemers aan documenta 15 de ruimte om hun ervaringen als doelwit van de meest langdurige en uitgebreide ‘nieuw antisemitisme’-campagne in de Duitse geschiedenis te bespreken. Daarmee bood het zicht op verdieping van de artistieke bijdragen van de deelnemers, inzicht in hoe dergelijke campagnes werken en bezinning op de schade die zo werd toegebracht aan het geïnformeerde publieke debat. Dit soort ruimte voor deliberatie en reflectie is in Europa eerder een uitzondering dan de norm, terwijl het informeren van het Europese publiek toch echt op de weg ligt van Europese instellingen en media.

Presentatie van Esther Captain tijdens het symposium (un)Common Grounds – Reflecting on documenta fifteen (2022) bij Framer Framed. Photo: Ju An Hsieh

Een onverdedigbare politiek

Om de impasse te doorbreken is het noodzakelijk dat Europese instellingen en politici ophouden zichzelf en de EU neer te zetten als omstander van ‘een conflict’ waar ze buiten staan, en medeverantwoordelijkheid erkennen voor de ontstane situatie, zowel vanwege de vroegtwintigste-eeuwse Britse koloniale rol in Palestina en de Arabische wereld, als vanwege de Jodenvervolging en de Holocaust. Door de Holocaust leek de stichting van een eigen staat voor velen de enige mogelijkheid. Hannah Arendt benoemde in The Origins of Totalitarianism (1951) dat het Europese proces van natiestaatformatie en de verspreiding daarvan tijdens het kolonialisme, voor velen statenloosheid en vluchtelingschap tot gevolg had. De stichting van de staat Israël in 1948 en de verdrijving van de Palestijnen maakte in haar analyse intrinsiek deel uit van dit proces. Door onder ogen te zien dat Europa niet alleen vanwege de Jodenvervolging en de Holocaust, maar ook als koloniale en imperiale macht verantwoordelijkheid draagt, zou de geschiedenis van (en kritiek op) de koloniale staat Israël ingebed kunnen worden in een bredere analyse van hoe de situatie tussen Joden en Palestijnen in Israël nu eigenlijk tot stand is gekomen. Zo zou het accepteren van historische verantwoordelijkheid kunnen bijdragen aan het tegengaan van al te gretige of strategische kritiek op Israël (vanwege antisemitisme en/of (geo)politieke agenda’s), maar tegelijkertijd wel de ernst van de situatie onderkennen, inclusief de erkenning dat er daadwerkelijk van apartheid sprake is. Zo’n historische en actuele rekenschap zou aanzienlijk kunnen bijdragen aan een politieke inzet om – met respect voor de omstandigheden van alle betrokken bevolkingsgroepen – een structurele transformatie te stimuleren.

Gevaarlijk is het juist om kritiek op Israël als antisemitisch en ‘gevaarlijk’ af te doen en de Europese betrokkenheid onbesproken te laten. Gevaarlijk omdat de Palestijnse situatie er slechts uitzichtlozer en wanhopiger van zal worden, maar ook omdat het begrip antisemitisme op deze manier moreel en politiek uitgehold raakt en een instrument wordt om onverdedigbare politiek mee te verdedigen. Stemmen die de perspectieven van alle betrokkenen in een historische context plaatsen zijn cruciaal, evenals stemmen die al dekoloniale perspectieven verwoorden – een einde aan de apartheid en een samenleven in een politiek raamwerk dat het principe van gelijkheid respecteert. Dat deze stemmen deel kunnen nemen aan het publieke debat is in het belang van iedereen, behalve misschien van diegenen die het begrip antisemitisme nu voor het karretje van hun eigen belangen en etnocratische politiek spannen.

Dat dit geen spookbeeld is bewijst niet alleen de retoriek van Netanyahu en zijn regering maar inmiddels ook hun controversiële wetgevend en uitvoerend handelen. Maar er is meer, dat zich nog directer tot het voorgaande verhoudt: Haaretz-verslaggevers Gur Megiddo en Omer Ben Jacob toonden onlangs met medewerking van een internationaal samenwerkingsverband van gerenommeerde journalisten aan dat een scala aan Israëlische cyberbedrijven zich in opdracht van klanten over de hele wereld bezighoudt met het zaaien van politieke chaos en het ondermijnen van de democratie. Tenminste één bedrijf deed daarbij actief antisemitische uitlatingen via echte en nepprofielen, en promootte in het belang van klanten antisemitische influencers. Het klinkt als een klassieke antisemitische samenzweringstheorie, maar helaas: dit is volledig onderbouwde en verifieerbare onderzoeksjournalistiek. De trieste waarheid is dat we er in een wereld van ‘fake news’ en ‘fake accounts’ rekening mee moeten houden dat antisemitisme en anti-antisemitisme worden ingezet als politiek gereedschap in propagandaoorlogen, ook op de meest cynische wijze denkbaar.

Naast het historische perspectief is ook een bredere kritiek op de hedendaagse Europese betrokkenheid nodig, één die niet alleen thematiseert waarom maar ook hoe het in de EU tot nu toe is gebleven bij business as usual. Zo is er de in 2021 vernieuwde samenwerking met Israël onder het ambitieuze Horizon Europe-programma van de EU (toaalbudget 95,5 miljard euro). Het programma is bedoeld voor inter-Europese samenwerkingen op industrieel, cultureel en academisch gebied. Ook verscheidene buurlanden van de EU nemen deel, waaronder Israël. De betreffende overeenkomst werd getekend door de regering van Naftali Bennett, de leider van een partij die vestiging van Joodse kolonisten op de Westelijke Jordaanoever voorstaat. Europese voorwaarde voor de samenwerking met Israël was dat er geen investeringen in Israëlische projecten en universiteiten in de bezette Palestijnse gebieden zouden worden gedaan. Hoe hard kan die voorwaarde zijn, onder die Israëlische regering en de huidige? Een meer kritische benadering zou stellen dat de EU zich als een economisch imperium opstelt en, alle mooie morele en politieke retoriek ten spijt, vooral de eigen economische doelen dient: het dwingt een ineffectieve concessie af (geen investeringen in de bezette gebieden) maar legitimeert uiteindelijk vooral Israël, terwijl zonneklaar is dat in de praktijk alle Joodse Israëli’s – dus ook die in de bezette gebieden – van het EU-geld zullen profiteren, zeker onder de huidige regering.

Als er nu één ‘voordeel’ is aan het openlijke racisme en rechtsextremisme van Ben-Gvir en Smotrich, dan is het wel dat deze Europese houding moeilijk vol te houden blijft. Hoe extremer de Israëlische regering wordt, en hoe meer vestiging, verdrijving, apartheid en vervolging de officiële politiek worden, hoe harder de EU zal moeten werken om de status quo in stand te houden – totdat deze onhoudbaar blijkt. Onze taak als Europeanen is niet alleen om de apartheid te denormaliseren en bekritiseren, maar vooral ook om de EU-politiek en de Europese (en Westerse) rol in het ontstaan en in stand houden van deze situatie te benoemen en verder te onderzoeken. Zich hiervoor inzetten is al met al wel de lichtst mogelijke interpretatie van Europa’s historische verantwoordelijkheid. En toch worden Joden en Palestijnen die in Israël-Palestina samenwerken aan gelijke rechten, in Europa van antisemitisme beschuldigd. Op dit specifieke moment is het urgenter dan ooit om de blik van de retoriek rondom antisemitisme te verplaatsen naar de feitelijke annexatie van de bezette gebieden, de bestaande rechtsongelijkheid binnen Israël en de plannen van de huidige regering. Of de internationale gemeenschap Israël er actief en effectief voor durft te sanctioneren, zoals Michael Lynk, de speciale rapporteur van de VN over de mensenrechten in de sinds 1967 bezette Palestijnse gebieden – na velen voor hem, Palestijnen op de eerste plaats – in 2020 bepleitte; dat is zelfs onder deze extreme omstandigheden de vraag. Dat het rechtvaardig en politiek noodzakelijk is, ook om antisemitisme tegen te gaan, is dat niet.

Tekst: Hilla Dayan & Yolande Jansen

Uit nummer dNBg 2023#4 (augustus/september), online geplaatst 24 April 2023.

Dit artikel is opnieuw gepubliceerd op de Framer Framed website met de toestemming van de auteurs en de uitgever. De Engelse vertaling door Anna Smith van dit artikel van Hilla Dayan en Yolande Jansen is online gepubliceerd op 29 januari 2024. Het originele artikel is van 24 april 2023.



Midden-Oosten / Koloniale geschiedenis / Migratie / Palestina / Politiek Klimaat /

Exposities


Expositie: Tanah Merdeka

Een tentoonstelling met het Indonesische kunst- en activistencollectief Taring Padi, waarin wordt gereflecteerd op het concept van land als object en locatie van decoloniale strijd.

Agenda


Symposium: (un)Common Grounds - Reflecting on documenta fifteen
Een twee daags symposium georganiseerd door Framer Framed, Akademie van Kunsten & het Van Abbemuseum

Netwerk


Benjamin Seroussi

Curator

Eyal Weizman

Architect

Ariella Aïsha Azoulay

Curator, schrijver, filmmaker, en professor

Yazan Khalili

Kunstenaar

Magazine