Interview: Op zoek naar verborgen betekenissen met Bert Scholten
Kunstenaar Bert Scholten (1988) ziet een rijkdom aan lokale gebruiken en tradities in Nederland. Hij gebruikt sporen uit het verleden om nieuwe verhalen te vertellen. Voor zijn residentie in Werkplaats Molenwijk in Amsterdam-Noord nam de kunstenaar een hele stapel ‘koekplanken’ met zich mee. Samen met de bewoners ging hij de afgelopen maanden op zoek naar de verborgen betekenissen die deze stukjes erfgoed met zich meedragen. Als onderdeel van zijn residentie gaf hij workshops, balkonconcerten en realiseerde hij de tentoonstelling GEEF (2021-2022) in de Werkplaats.
Door Milo Vermeire
Januari 2022
Terwijl we tussen de stapels planken zitten legt de kunstenaar nog eens uit waar dit ambachtelijk kookgerei eigenlijk vandaan komt. De koekplanken zijn langwerpige stukken hout met daarin een vorm gegutst waardoor je het als bakvorm kan gebruiken. De oorsprong van de koekplank is te vinden bij heidense offerculturen. Het bijbehorende dieroffer veranderde in de loop van de geschiedenis naar een brood in de vorm van een dier, dat ontwikkelde zich vervolgens verder naar een koekvorm. Ambachtslieden vervaardigden houten mallen zodat de koeken in allerlei vormen gedrukt kon worden. Het resultaat van deze transformatie van het dierenoffer naar de koek vormt het vertrekpunt van Scholtens dialoog met de bewoners van de Molenwijk.
Je houdt je nu al ruim twee jaar bezig met de koekplank. Wat heeft jouw fascinatie voor deze, bijna vergeten, traditie aangewakkerd?
Mijn opa was bakker en de eerste twee planken die ik kreeg zijn van hem geweest. Deze hingen bij mijn ouders in het trappenhuis en daardoor ben ik ben me in die broodgeschiedenis gaan verdiepen. Ik heb toen eerst die planken van mijn opa nagemaakt. Sindsdien verzamel ik ze ook via tweedehandswinkels en via Marktplaats. Veel van de koekplanken die je tegenkomt hebben voorstellingen van beroepen vanuit de oude gildes, soldaat-achtige types en gewone mannen en vrouwen. Maar er zijn er ook veel met afgebeelde dieren. Nog belangrijker dan de voorstelling zelf gaat het voor mij om de gebruiken eromheen. Als je een koek gebakken in een koekplank aan iemand gaf, dan zat daar een bepaalde betekenis aan. Die betekenis was meestal echter verborgen.
Kan je een voorbeeld geven van een dergelijke ‘verborgen’ betekenis?
Het meest simpele voorbeeld is het varken. Dit dier staat voor gulzigheid, dus als je een koek in de vorm van een varken kreeg dan was dat meestal een onaardig gebaar. Maar je hebt ook complexere betekenissen. Op een van de planken die ik hier heb staat bijvoorbeeld een man met een hoed. Hij zit op de rug van een boerse vrouw met een snottebel uit haar neus. Die man is heel klein. Een koek uit deze mal is een raadspel naar de betekenis. Als je het als man zou krijgen dan zegt dat waarschijnlijk iets over hoe jij in je relatie staat, maar het kan nog veel meer betekenen.
Dit soort verborgen betekenissen zijn versterkt tijdens de reformatie toen veel heidense voorstellingen verboden werden. Die doken bijna allemaal onder in de kinderwereld. Seksuele dingen werden bijvoorbeeld verstopt in kinderlijke beeldtaal. Niet direct meer leesbaar, maar als je de codetaal kent dan kun je het ontcijferen. Dat gaat dan wel zo ver dat bijvoorbeeld een bril op een neus al codetaal voor een penis kon zijn.
Waarom heb je de koekplanken mee de Molenwijk in genomen?
Er zit betekenis in al die voorstellingen, maar ze zijn moeilijk om te lezen. Je voelt de lading, maar je kan het niet helemaal duiden. Ik vind het mooi om daar opnieuw invulling aan te geven. Om de ruimte te nemen om daar nieuwe betekenissen aan te geven. Als je een koek uit een koekplank aan iemand geeft dan is de lading voelbaar maar je kan het meestal niet meteen helemaal duiden. Het gaat dus ook over de poging om de verborgen betekenis te raden of aan te zetten bij de ontvanger.
Het woord ‘speculaas’ komt van het latijn ‘speculum’ wat spiegel betekent, die herkomst is niet helemaal zeker maar het past wel erg goed. Want je duwt dat deeg in de koekplank en het komt er in spiegelvorm eruit. Tegelijkertijd zit ook in de daad van het geven van bepaalde afbeeldingen zelf een spiegel-werking. Als ontvanger van de koek krijg je iets dat eigenlijk een spiegel naar jezelf toe is.
In je eerdere werk ben je zowel bezig geweest met verhalen uit het verleden als hedendaagse verhalen die zich op zeer lokaal niveau afspelen. Je werk met de koekplanken lijkt, misschien nog wel meer dan over het verleden, juist over de toekomst te gaan. Zie jij dat ook zo?
Jazeker. Ik ben die verhalen aan het invullen, maar ik wil er ook een openheid in houden. Ik wil suggesties doen maar de verhalen niet helemaal van mij maken. De residentie is een goede manier om te zien hoe men op bepaalde verhalen in gaan. Vanaf het begin af aan heb ik de planken hier in de etalage gezet en je merkt het verschil in generaties hoe mensen erop reageren. Er wonen hier bijvoorbeeld best veel ouderen die vroeger in de Jordaan gewoond hebben. Die kennen dit nog uit hun jeugd. Die herkennen de beeldtaal van de planken en die heb ik hier ook vaak zien staan kijken en wijzen. Er zijn hier ook weer hele andere groepen die het totaal niet kennen, maar toch dingen herkennen. Als je met kinderen uit de wijk begint over wat een offer is, waar het koekplank verhaal begint, dan zijn er vaak al veel raakvlakken. Want offeren komt natuurlijk in heel veel culturen voor. Terwijl een offercultuur misschien juist het meest veraf lijkt te staan van de Nederlandse cultuur, omdat dat voor een groot deel daaruit is verdwenen.
De koekplanken zijn van religieuze objecten, naar gebruiksvoorwerpen, naar hele commerciële objecten, naar decoratieve objecten gegaan. Ze hangen nu aan de muur in plaats van dat ze in de kast van de bakker staan. Ik vind het mooi om ze van die muur af te halen en er weer een gebruiksfunctie aan te geven. Een object dat weer in beweging is.
Je werkt regelmatig met ‘levende geschiedenis’ en de verhalen van bewoners in kleinere gemeenschappen. Zo maakte je eerder een krant voor de bewoners van Oude Pekela en dook je in een serie nieuwsartikelen over windmolen-terreur in Noord-Nederland. Regelmatig ken je de plekken en hun specifieke geschiedenissen al. De Molenwijk was voor jou echter totaal onbekend. Jij komt niet uit deze buurt en ook niet uit Amsterdam. Hoe voelde het om hier te verblijven als resident?
Ik denk dat je bij een residentie altijd een soort outsider bent. Het idee van: ‘ik kom hier niet vandaan, wat doe ik hier eigenlijk?’ Je hebt in de werkplaats echter wel snel contact met de mensen die voorbij lopen. Tegelijkertijd overweldigen de omliggende flats. De mensen wonen allemaal hoger waardoor er op de begane grond soms heel weinig gebeurt. In die bovenwereld kom je niet zo snel als niet-bewoner dus het leven lijkt zich wat verder weg af te spelen.
Ik ben zelf niet zo’n outgoing persoon, dus ik dacht dat ik in de vorm van workshops het beste contact kon maken. De koeken gaan over de betekenis van een gift en het leek mij mooi om daar samen met kinderen over na te denken. Hoe denken zij over een gift en aan wie zouden zij iets willen geven? Op die manier komen die koeken ook de flats in. Dat was leuk maar op den duur bleek het nog niet zo makkelijk om die kinderen elke keer opnieuw te mobiliseren. Tegelijkertijd is het soms ook goed als iets niet helemaal lukt zoals je dat van tevoren had bedacht. Er komt dan vaak weer iets anders uit voort. In dit geval waren dat de balkonconcerten, wat een veel directere manier bleek te zijn om de verhalen te vertellen.
Hoe zagen die balkonconcerten eruit?
Rondom die koekplanken heb ik een nieuw muziekalbum gemaakt. Dat zijn nu een stuk of twintig liedjes waarin ik, op dichterlijke wijze, fantasie en geschiedenis over de verborgen verhalen vertel. Ik vond het mooi dat de balkons in de Molenwijk een grens vormen tussen de publieke en de persoonlijke ruimte. Ik heb toen op een aantal balkons nummers gezongen. Daarbij nam ik telkens een stapel koekplanken mee voor mijn performance. Tijdens de uitvoering merkte ik al snel dat het ook ging over de gastvrijheid van de bewoners. Ik dacht eerst dat ik vanaf de balkons naar de mensen beneden zou zingen, maar dat bleek meer bijzaak. Het ging vooral om de interactie met de bewoners.
Hoe reageerden zij op jouw optreden?
De mensen vonden het vaak bijzonder. De nagesprekken waren meestal wat korter omdat we moesten afbouwen, maar voorafgaand aan de performance leer je elkaar echt even kennen. Het is leuk dat je nooit weet waar je terecht komt. Het is elke keer een totale verassing. Je komt binnen met al je spullen, de geluidsbox – die best wel zwaar is – en een stapel koekplanken en dan moet je bij sommige huizen je schoenen uittrekken. Daar kregen wij dan wel weer sandaaltjes te leen voor op het balkon. Het zijn dat soort details die misschien niet uitmaken voor de liederen, maar wel voor het geheel. Ik heb net de opnames terug gekeken en ik merkte dat ik elk concert ook heel anders gezongen heb.
Heb je inmiddels, door de verhalen die je terug hebt gekregen tijdens de workshops en de concerten, een goed beeld gekregen van wat het verhaal van de Molenwijk is?
Dat is een vraag die over heel veel mensen gaat. Als je heel veel tijd hebt zou je dat misschien kunnen beantwoorden, maar dat is een soort vraagstelling die misschien niet bij mijn vak hoort. Bij die balkonconcerten weet je op een gegeven moment met wie je te maken hebt. Je komt bij iemand binnen, je hebt mensen voor je en daarvoor zing je een bepaald lied. Daar gebeurt iets anders dan wanneer je over de hele wijk in het algemeen iets zou moeten zeggen. Dat wordt al snel een enorme generalisering. Ik merk ook dat ik de sociale praktijk het leukst vind als het van individu tot individu kan plaatsvinden. In plaats van groep tot groep of van mijzelf tot een groep.
Het is sowieso best wel een confrontatie om iets in een wijk te doen, wat blijft er dan nog van over van je kunst? Het is een worsteling, maar levert ook altijd een ander perspectief op. Als ik hier niet geweest was had ik nooit op die balkons gestaan.
Is het belangrijkste in dit project voor jou wat het publiek er uiteindelijk zelf mee doet? Dat zij doorgaan op de verhalen die jij aanreikt?
Ja, want het gaat om een soort hervertelling van een verhaal en bij die hervertelling maakt het heel veel uit wie de toehoorder is, wie praat er terug of niet. Ik heb hier ook veel contact gehad met een Afghaanse man waar ik eigenlijk niet mee kan praten. Hij spreekt geen Nederlands of Engels. En daar heb ik met gebaren heel veel over de planken gesproken. Elke keer als ik weer een nieuwe plank voor het raam had gezet dan kwam hij weer even kijken en dan gaat het echt puur over vormen, dingen aanwijzen en verschillen opmerken. Dan merk ik ook dat de taal of de uitleg minder relevant kan zijn. Het gaat dan meer over wat er echt te zien is. Er is dan een voelbare betekenis.
De residentie van Bert Scholte eindigde met de tentoonstelling GEEF (2021-2022) waar hij nieuw werk toont – ondermeer een nieuw videowerk – dat hij maakte tijdens zijn verblijf in Werkplaats Molenwijk in Amsterdam Noord. De video werd later getoond bij TENT in Rotterdam als onderdeel van de tentoonstelling Dat speelt hier niet (2022). Daarnaast verscheen in 2023 een gelijknamige LP met opnamen ondermeer gemaakt in de Werkplaats.
Molenwijk / Amsterdam Noord / Artist Talk / Community & Learning / Residenties /