Verslag: What did you expect to see?
Verslag van een bijeenkomst in het kader van de debatreeks Framer Framed, georganiseerd in samenwerking met Kosmopolis Rotterdam en expositieruimte TENT. Een groep van dertig personen nam deel aan een tentoonstellingsbezoek en discussie rond de tentoonstellingen Paramaribo Perspectives en SuriNedWerk in expositieruimte TENT. Drie -aan de expositie deelnemende- kunstenaars gaven een toelichting op hun werk in de expositieruimte, waarna tijdens een gezamenlijke maaltijd over de exposities werd gesproken. De bijeenkomst werd geleid door Alex van Stipriaan Luïscius, hoogleraar Caribische Geschiedenis aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en Conservator Cultuur en Geschiedenis van Latijns Amerika en het Caribisch Gebied aan het Tropenmuseum, Amsterdam.
Achtergrond
Kosmopolis Rotterdam opende op 9 september 2010 de tentoonstelling SuriNedWerk in wijkpark het Oude Westen (West-Kruiskade, Rotterdam). De tentoonstelling bestaat uit een installatie met 80 foto’s, die wordt vergezeld door een magazine met daarin foto’s van Otto Snoek en geschreven portretten van journalist Steven Adolf. Rond de installatie maakte Roberto Tjong A Meeuw een serie bankjes van afvalhout, zoals hij dat eerder deed tijdens de tentoonstelling Paramaribo SPAN op verschillende locaties in Paramaribo, Suriname. SuriNedWerk is de tweede editie van een langer lopend project van Kosmopolis Rotterdam en Otto Snoek over eigentijdse culturele diversiteit. Samen onderzoeken zij hoe mensen zich tussen verschillende landen en culturen bewegen, waarbij hun identiteit niet meer uitsluitend gekoppeld is aan een geografische lokatie. Hun leven maakt deel uit van een transcultureel en internationaal netwerk.
Parallel aan SuriNedWerk toonde expositieruimte TENT. in de tentoonstelling Paramaribo Perspectives (9 september t/m 7 november 2010) hedendaagse Surinaamse kunst en werk dat Rotterdamse kunstenaars in Suriname realiseerden. In installaties, schilderijen, foto’s, sculpturen en video’s worden thema’s als afkomst en toekomst, geschiedenis en politiek, culturele identiteit en maatschappelijke actualiteit onderzocht en belicht vanuit het perspectief van de kunst. Deelnemende kunstenaars: Ken Doorson, Neil Fortune, Sri Irodikromo, Jeroen Jongeleen, Jurgen Lisse, Kurt Nahar, Bas Princen, Ravi Rajcoomar, Dhiradj Ramsamoedj, Arnold Schalks, Otto Snoek, George Struikelblok, Roberto Tjon A-Meeuw, Hulya Yilmaz en Mels van Zutphen.
Opening
Alex van Stipriaan: We hebben het vandaag over het verwachte en het onverwachte. Verwachtingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden, op wat achter je ligt. Ieder heeft een plek waar hij of zij vandaan komt, een eigen plek met een eigen geschiedenis. Iedereen kijkt naar de wereld vanuit zijn eigen culturele kaders. Gebruiken, tradities en ideeën over schoonheid komen in belangrijke mate voort uit opvoeding en omgeving. Dat geldt ook voor de interpretatie en beleving van beeldende kunst. Het onverwachte gaat over de verschillende mogelijkheden in de toekomst. Kunst gaat ook over het onverwachte. Het biedt ons een nieuwe blik op het verleden, maar stelt ons tevens voor de vraag waar we naar toe gaan.
What Did You Expect to See?
De titel van de bijeenkomst is ontleend aan een werk van Neil Fortune. Zijn werk What did you expect to see? bestaat uit twee delen. Op de muur van het auditorium in expositieruimte TENT. projecteert hij tijdens de bijenkomst een lange opsomming van mogelijke verwachtingen die mensen hebben van kunst. “Wat is kunst? Wat zijn de verwachtingen? Wat zoeken mensen in kunst? Dat zijn vragen die me momenteel bezig houden.” Eerder schilderde hij de vraag op een groot spandoek en hing het op een brug in Rome, in afwachting van de reacties van het voorbijgaande publiek.
De kunstwerken van Neil Fortune moeten autonoom zijn. Ze moeten los van een context op zichzelf kunnen staan, daarom streeft hij naar een universele beeldtaal. Hij wil kunst maken die iedereen kan verstaan. Wie het heeft gemaakt, wat de motieven zijn van de maker, is minder relevant dan de waarde die ontstaat in de interactie tussen het kunstwerk en de aanschouwer. De aanschouwer moet het werk afmaken, dat is de bijdrage van de kijker aan het werk. Hij wil niet gelabeld worden als Surinaamse kunstenaar. “Ik wil niet ergens aan vast zitten. Ik wil vrij zijn. Groot kunnen denken, op zoek naar in universele thema’s.”
Neil Fortune werd geboren in Brits Guyana. Hij verhuisde toen hij 6 was naar Suriname, waar hij in 2006 afstudeerde aan de Nola Hatterman Art Academy. In 2007 begon hij aan de Rietveld Academie. “Ik heb een geschiedenis van migratie. Ik had nog geen bagage van Guyana, toen ik alweer een nieuwe rol moest innemen in Suriname. Ik heb me daar niet altijd thuis gevoeld. Nu woon ik in Amsterdam en ga naar de Rietveld Academie. De academie is een wereld op zich. Als je de school zou optillen en elders zou neerzetten, zou er niets veranderen. Het is een no man’s land. De plek heeft zoveel nationaliteiten, dat het er niet meer toe doet. Iedereen spreekt een soort Rietveld-Engels.” Vlak na zijn aankomst in Nederland kreeg hij advies van andere kunstenaars “ga geen Westers werk maken”. Aan de muur van zijn werkruimte in Amsterdam hangt een groot doek waar hij mee bezig is; een grote, bruine, lege kartonnen doos met daaronder de tekst ‘Unfortunately’. “Dat is de doos waar ik mijn ideeën uithaal, ze zijn te groot om in een doos te zitten.” “Op de Rietveld Academie ben ik vrij van geografische determinatie. Het gaat altijd alleen maar over de relatie tussen Nederland en Suriname. Er is zoveel meer. Ik wil niet in dit zwart-wit denken blijven hangen.”
Het gesprek gaat over het belang van de geschiedenis in het werk van Kurt Nahar en Marcel Pinas. Kurt Nahar vertelde hoe de ervaringen van zijn generatie tijdens de revolutie en de binnenlandse oorlog, die een blijvende invloed hebben op hun werk. Kurt Nahar ziet het als een fundamenteel onderscheid tussen zijn generatie en zij die daarna zijn geboren.
Neil Fortune: “Ik ben ook geïnteresseerd in de geschiedenis, maar in een andere, bredere geschiedenis. Een geschiedenis die meer uitgaat van het nu”.
Juliette Esajas: Ik woon al 44 jaar in Nederland. Voor mijn komst naar deze tentoonstelling, waarvan ik wist dat die Surinaamse kunst presenteerde, verwachtte ik houtsnijwerk en ambachtelijke objecten uit Suriname. Ik had niet gerekend op abstracte installaties en grote hedendaagse schilderwerken. Dergelijke kunst verwacht je niet uit Suriname. Ik had de hulp nodig van de kunstenaars om hun werk te kunnen begrijpen. Ik zag op een van de doeken van Neil Fortune de naam van Emin staan en dacht dat hij de G was vergeten. Gemin is een Surinaamse naam, maar Emin verwijst naar een Amerikaanse kunstenares. Helaas heb je de kunstenaar niet altijd bij je voor dergelijke toelichtingen.
Roots
Alex van Stipriaan: iedereen heeft zijn eigen beleving van kunst. Die is heel persoonlijk en gerelateerd aan ieders eigen culturele kaders en achtergrond. Hoe zou je die roots omschrijven?
Bidjai Saktoe: Mijn roots zijn oranje, rood, groen en geel. Ik ben geboren in Suriname. Mijn opa kwam daar in 1896 als immigrant uit India naar toe. In 1974, kort voor de onafhankelijkheid van Suriname, verhuisde ik met mijn ouders naar Rotterdam. Daar studeerde ik communicatie aan de Erasmus Universiteit, maar werkte daarna tussen 2004 en 2007 in Suriname. Ik voel me een Rotterdammer, met een Surinaams-Hindoestaanse achtergrond.
Charles Landvreugd: Ik voel me Nederlander. Overal waar ik kom zeg ik dat ik Nederlander ben, maar ben op zoek gegaan naar mijn roots. Dat zijn er meer dan ik wist. Ik ben van Surinaamse afkomst, ik ben Creools, dus ook deels Afrikaans, maar uiteindelijk ben ik toch Rotterdammer. Ik heb lang in Londen en New York gewoond, maar als ik aan thuis denk, denk ik aan de Van Brienenoordbrug.
Bezoeker: Dat jij je Nederlander voelt, maakt je kwetsbaar. Ik ben Joods. Ik weet dat als het er op aan komt ik in eerste instantie Joods ben. Als anderen voor je gaan kiezen, heb je het niet voor het zeggen. Dan wordt je zo op de trein gezet!
Charles Landvreugd: Suriname, de fysieke grond van Suriname en Surinamers vertegenwoordigen ook een deel van Nederland. Daar kunnen we niet om heen. Het zijn allemaal vormen van Nederland.
Peggy Wijntuin: Ik vind het mooi dat je je eigen invulling van Nederland claimt. Als je gaat wachten op erkenning zal je nooit komen aan jouw eigen stukje aarde waar jij je thuis voelt.
Juliette Esajas: Dat is heel anders voor mijn generatie. Toen wij hier kwamen zouden we maar kort blijven. De koffers stonden altijd klaar, gepakt in een hoek voor de terugreis. Ik was altijd de spullen in mijn hoofd aan het ordenen, wat ik wel en niet zou meenemen op mijn terugreis naar Suriname. Pas toen mijn kind werd geboren, zag ik de keuzemogelijkheden voor mijn rol in Suriname of een in Nederland.
Bezoeker: Ik herken dat heel goed. Ik woon al 40 jaar in Nederland, maar heb tot 2 jaar geleden gedacht dat ik terug zou gaan. Ik voel me nog steeds niet aangekomen en ben er nog niet uit waar ik uiteindelijk gecremeerd wil worden.
Geschiedenis
Tijdens de rondgang door de tentoonstelling vertelt Kurt Nahar (Suriname 1972) in een afgeschermde ruimte van de tentoonstellingsruimte over zijn multimediale installatie ‘De Nacht Acht’, die hij daar realiseerde als onderdeel van de tentoonstelling Paramaribo Perspectives. Hij begint met een lange verhandeling over de Surinaamse geschiedenis en de onuitwisbare rol die Nederland hierin heeft gespeeld tot aan de revolutie en de Binnenlandse Oorlog (1986-1992). Alsof de duivel hem op de hielen zit moet hij zijn verhaal kwijt, over de geschiedenis van zijn land. We spreken nadat Bouterse recent tot president van Suriname is verkozen. Een onderwerp dat, of men het nu wil of niet, in ieder gesprek naar boven komt.
De geschiedenis is voor Kurt uitgangspunt van bijna alles wat hij doet, een rode draad in zijn werk en vertrekpunt van gesprek. We kunnen het werk van de deelnemende kunstenaars aan Paramaribo Perspectives niet begrijpen als we niet hun individuele ontwikkelingstraject in ogenschouw nemen. Zo lijkt hij te willen zeggen. “Zij zijn voor óf na de revolutie geboren. Zij zijn gevlucht óf gebleven”.
Kurt Nahar genoot zijn opleiding aan de Nola Hatterman Academie in Paramaribo. Na zijn opleiding hoopte hij verder te studeren in Nederland, maar de gespannen relatie tussen beide landen maakte dat onmogelijk. Hij vertrok voor een tweejarige opleiding aan het Edna Manley College for the Visual and Performing Arts in Jamaica. Zijn ervaringen tijdens de coup, de pantservoertuigen die hij in zijn jeugd door de straten van Paramaribo zag rijden, werden versterkt op Jamaica. Bestond zijn werk in Suriname nog voornamelijk uit tekenen en schilderen, in Jamaica ging hij voor het eerst werken met gemengde materialen. “Dit was uit noodzaak geboren. Ik had 250 dollar per maand, waarvan 200 opging aan huur. Voor verf en schildermaterialen had ik eigenlijk geen geld, maar als je in de les niets te presenteren had, kon je direct terug naar huis. Op Jamaica werd ik opnieuw geconfronteerd met hevig geweld. De gewapende conflicten tussen drugsbaronnen speelden zich openlijk af op straat. De associaties met de coup in Suriname bleven niet uit. Sindsdien is dat een blijvend thema in mijn werk. Ik kocht een fles benzine en gebruikte gevonden stukken hout, dat ik tijdens een performance in de fik stak. Dat vuur is de blijvende inspiratie voor een brede materiaalkeuze.” In Jamaica ontdekte hij het werk van Marcel Duchamp en het Dadaïsme, dat hem blijft inspireren zoals ook duidelijk te zien is in het werk ‘De Nacht Acht’.
In een smalle ruimte van expositieruimte Tent., afgesloten van de overige werken in de tentoonstelling Paramaribo Perspectives, stapt de bezoeker het universum van Kurt Nahar binnen, doortrokken van symboliek. Direct tegenover de ingang staat een antieke bruine kast met open deuren. De teksten op de kast zijn het eerste wat in het oog springt “This was not a tea party”. Het is Kurt Nahar ernst. Hij heeft geen tijd om er omheen te draaien. Op de buitenwand van de smalle ruimte hangen summiere autopsierapporten met beschrijvingen van de lichamelijke staat van de slachtoffers van de Decembermoorden.
Op de kast staat een koperen vogelkooitje met open deurtje. In de kast een bebloed porseleinen theekopje. Op de achterwand hangt een collage; een Mona Lisa portret beplakt met een zwart-wit kopie van een kale schedel. Het ultieme symbool van schoonheid teruggebracht tot de kale waarheid. Doorbraken in het vernislaagje van onze beschaving tonen de schaduwzijde van ons bestaan. Naast het portret van Mona Lisa staat een opgezette uil, een mogelijke verwijzing naar Premier Den Uyl, minister president tijdens de onafhankelijkheid van Suriname.
Aan de binnenzijde van de openslaande kastdeur staat in dikke witte letters ‘Suri’ met daaronder een collage. Verschillende knipsels met het woord ‘Dada’ en een uitgeknipte WC bril verwijzen direct naar de invloed van Duchamp op het werk van Kurt Nahar.
Op de onderste plank van de kast ligt een hagelwitte pop in kanten 19e eeuwse kleertjes. Een rolmodel waar kinderen mee opgroeien. Daarnaast op de achterwand blijft een diaprojector eindeloos initialen projecteren: PB. DB. SD. RE. EG. AG. JH. WH. RH. EL. GM. JN. RT. RR. MZ. Het continue geklik van de diaprojector herinnert ons eraan, dat wij niet mogen vergeten. Het getal 15, een terugkerend nummer. Direct naast de projector vormen 15 rood gekleurde onderbroeken een omgekeerd kruis. Verwijzend naar de kwetsbaarheid die de slachtoffers gevoeld moeten hebben, eenzaamheid in hun cel, in de uren voor hun dood. Op de tegenover liggende wand vormen naast de antieke kast 15 verhuisdozen een tweede omgekeerd kruis. Voor de wand uiterst recht in de smalle ruimte hangen achter een flueel rode band 15 bolhoeden aan draadje in de lucht. Op de tegenoverliggende wand geheel aan de andere kant van de ruimte, is het rood-wit-blauw van de Nederlandse vlag wandvullend aangebracht. Nederland is getuige in dit macaber cabaret.
Dit is de eerste expositie van Kurt Nahar, sinds de benoeming van Bouterse tot president van Suriname. Een bezoeker vraagt of hij een dergelijk kritisch werk ook in Suriname zou presenteren. Hoe er nu op een dergelijk werk in Suriname gereageerd zal worden, kan hij nog niet inschatten. “Ik weiger mijn kritische gedachten te laten inperken door zelfcensuur. Ik wil me inhoudelijk niet laten afremmen, door de angst die Suriname in zijn greep heeft, om achteruit te kijken.” “Wij als Surinamers kunnen pas verder als wij onze eigen geschiedenis verwerkt hebben. Ik weet alles over de Holocaust en de Nederlandse geschiedenis, maar leerde op school niets over de Surinaamse geschiedenis of hedendaagse kunstenaars als Stanley Brown. De geschiedenis van Suriname ligt hier in de Nederlandse archieven. Toen ik iets over mijn eigen opa wilde weten, een van de beste voetballers uit de Surinaamse geschiedenis, kon ik in Suriname niets vinden. Dat doet pijn voor een jonge man die opgroeit. We moeten onze geschiedenis weer eigen maken, alleen dan kunnen we verder als zelfstandige natie. Als ik naar mezelf kijk, ben ik door mijn onderzoek als kunstenaar mezelf beter gaan begrijpen, waar ik vandaan kom, waar ik ben geboren. Dat vormt mij. Die ervaring wil ik delen met de grotere gemeenschap zodat wij weer trots kunnen zijn op ons land. Ik wil Suriname op de kaart zetten, in die zin ben ik een nationalist.”
Hangen boven de oceaan
Alex van Stipriaan: Veel mensen die bezig zijn met hun identiteit -en wie is dat niet tegenwoordig- zijn op zoek naar roots, die dus niet zijn waar zijzelf op dat moment zijn. Hun identiteit wordt als incompleet beleefd en moet worden aangevuld, of hij ligt ergens, klaar om ontdekt te worden. Ondanks, of misschien zelfs juist omdát ze EN ROUTE zijn worden ROOTS heel belangrijk. Sommigen komen nooit aan, maar zijn ook niet meer echt geworteld in waar ze vandaan komen. Voor bepaalde Surinaamse migranten is dat ooit door de antropoloog Livio Sansone mooi getypeerd als: zij die ‘hangen boven de oceaan’.
Daar tegenover staat dat er ook een groeiende groep mensen is, met name aan de creatieve kant van cultuur, die wel wordt omschreven als ‘living in between’. Die zijn dus altijd EN ROUTE en dát worden ook steeds meer hun ROOTS. Hun identiteit wordt vooral bepaald door het idee van ’the best of both worlds’, de ‘in-between-positie’, als een soort werkplaats voor vernieuwing, interactie, nieuwe mogelijkheden.
Het verschil is misschien dat we allemaal inmiddels onderweg zijn, maar dat sommigen hun plaats meer bepalen aan de hand van: waar kom ik eigenlijk vandaan, en anderen hun plaats op de route meer bepalen met waar ga ik eigenlijk naar toe en voor velen is de praktijk natuurlijk een combinatie van de achteruitkijkspiegel en de voorruit van dezelfde rijdende auto.
Charles Landvreugd: Je ziet grote verschillen tussen de verschillende generaties. Je ziet de generatie zoals Kurt Nahar die beschrijft, die de Binnenlandse oorlog hebben meegemaakt en worstelen om het verleden een plaats te geven. Je hebt de generatie, van Juliette Esajas, die moeite hebben hier te landen. Tot slot heb je de generatie van mensen als Bidjai Saktoe, die op jonge leeftijd naar Nederland is gekomen en zich Nederlander voelt.
De universele kosmopoliet
Otto Snoek is de enige kunstenaar die zowel deelneemt aan de tentoonstelling SuriNedWerk als aan Paramaribo Perspectives. SuriNedWerk en Paramaribo Perspectives verschillen op een aantal vlakken met elkaar. Tussen beide exposities bestaat geen overlap in de selectie van foto’s. De installatie SuriNedWerk staat opgesteld in de openbare ruimte, is laagdrempelig en gratis te bezichtigen. De expositieruimte Tent. is daarentegen voor sommige mensen een hoogdrempelig kunstinstituut, waarvoor entree moet worden betaald. Dit trekt een ander publiek. In de expositie Paramaribo Perspectives worden de foto’s getoond in de context van hedendaagse kunst, terwijl zij in de publicatie SuriNedWerk zijn geplaatst bij de interviews van Steven Adolf.
Tijdens de rondgang door de tentoonstelling vertelt Otto Snoek over zijn werkwijze: voor de tentoonstellingen SuriNedWerk & Paramaribo Perspectives maakte ik drie korte reizen naar Suriname. Ik werk altijd vanuit een universele gedachte en ga nauwelijks een band aan met de plek waar ik ben. Ik werk vanuit een kosmopolitische gedachte.
Otto Snoek gaat snel en gericht te werk. Hij leest zich in voor vertrek, doet onderzoek naar data en locaties waarop grote groepen mensen samenkomen; een terugkerend thema in zijn werk. Op zijn reizen naar Suriname voor SuriNedWerk en Paramaribo Perspectives werd hij vergezeld door medewerkers, die geïntegreerd zijn in de verschillende bevolkingsgroepen die hij wil portretteren. Zijn werkwijze kenmerkt zich door korte en doelgerichte fotosessies. Hij werkt nog met kostbare 6×6 film. In tegenstelling tot veel fotografen die digitaal werken, komt hij met een zeer beperkt aantal opnamen terug. Zijn selectie begint al in het veld. Naast foto’s die hij maakte in Suriname, toont hij in de beide tentoonstellingen foto’s uit Rotterdam. De verhouding tussen beide locaties is ongeveer 1:1. De beelden geven een inkijkje in een transnationale gemeenschap, waarvan de leden aan beide zijde van de oceaan sterk met elkaar zijn verbonden. Dit gevoel wordt in de fotografie versterkt door het achterwege blijven van bijvoorbeeld de groene, tropische bossage die in Paramaribo het straatbeeld bepaalt. Vaak is het nauwelijks te zien waar de foto’s zijn genomen. Beide werelden lopen in elkaar over. Dat Otto Snoek niet in een dichtgetimmerd concept wil werken, blijkt uit deze selectie. Door de nationale of geografische kaders, besloten in de titels van beide tentoonstellingen, laat hij zich niet beperken. Tussen de vele foto’s zien we straatbeelden van Rotterdam, waar geen Surinamer op valt te herkennen. Wij allen zijn verbonden in het NedWerk, zo lijkt hij te willen zeggen. Door het te aanschouwen, kijken we ook naar onszelf.
Caraiben /