Over de rol van kunst in een globaliserende samenleving

Framer Framed

Photo: @ Marlise Steeman, Framer Framed

Manifest: Naar een mondig museum

Grote musea blazen te hoog van de toren in het afwijzen van vernieuwing, menen Stijn Huijts, Edwin Jacobs en Meta Knol. Hoogste tijd voor een anti-elitair museum.

I
Langzamerhand brokkelt de traditionele, Europese rangen- en standenmaatschappij af. Deze maakt plaats voor het ‘geëmancipeerd burgerschap’ naar Amerikaans model, waarbij iedereen met genoeg intelligentie, kennis, ervaring en kansen in theorie moet kunnen klimmen op de maatschappelijke ladder. In dit krachtenveld verandert ook de positie van de musea. Kunst is niet langer louter een elitekwestie. De keuze om al dan niet naar een museum te gaan, is niet vanzelfsprekend gekoppeld aan ontzag voor kunst, cultuur en cultureel erfgoed. Voor een jonge generatie is de mystieke ervaring van schoonheid soms zelfs bijzaak geworden. Deze generatie wil haar eigen stem laten gelden. Hier ligt een kans voor de musea om jongeren te helpen met het formuleren en ontwikkelen van hun persoonlijke positie in een complexe, gemondialiseerde werkelijkheid.

II
Musea zijn van oudsher reservaten; afgeschermde zones waarin zeldzame soorten worden beschermd tegen de buitenwereld. Deze museale reservaten zijn traditioneel sterk verbonden met de heersende, maatschappelijke elite. Door het emancipatieproces dat in de twintigste eeuw werd ingezet, is niet alleen gemorreld aan het elitaire denken in het algemeen, maar ook aan het bijbehorende masculiene egocentrisme en het dominante, westerse etnocentrisme. Dit is een pijnlijk maar noodzakelijk proces, dat allerlei politieke, maatschappelijke en culturele confrontaties oplevert. Voor het mondige, anti-elitaire museum geldt: alleen een fundamentele herijking van de eigen positie in het maatschappelijke krachtenveld kan hun een zinvolle positie bezorgen in de hedendaagse cultuur. In plaats van zich op te stellen als traditionele bolwerken van blanke cultuur, zouden musea met gevoel voor actualiteit ook andersoortige impulsen moeten gaan oppikken. Want in het museale reservaat van de toekomst is ruimte en vrijheid voor iedereen met een nieuwsgierige geest: arm of rijk, man of vrouw, blank of zwart.

III
Doordat ouderwetse bestuurders signalen van jongere generaties niet op waarde schatten, dreigt in de Nederlandse musea voor moderne en hedendaagse kunst een monocultuur te ontstaan. Een jong, mondig museum bevestigt geen heersende kunstopvattingen, maar stelt die – waar nodig – ter discussie.

IV
Vernieuwing van de museale cultuur kan alleen plaatsvinden als de vicieuze cirkel wordt doorbroken van museumbestuurders en -directies die anticiperen en reageren op het oordeel van op cijfers beluste politici, en die artistiek-inhoudelijk beleid ondergeschikt maken aan bedrijfsvoering en marktwerking. Juist in de richting van het bedrijfsleven en van de lokale en landelijke politiek zouden ambassadeurs van de musea op de barricaden moeten springen om een pleidooi te houden voor een levendige, kwaliteitsvolle wisselwerking tussen de hedendaagse cultuur en het cultureel erfgoed. Voor de overheid als eindverantwoordelijke partij is daarbij een essentiële rol weggelegd: niet alleen als ‘beschermheer’ van de kunsten maar ook als een voelende en voedende partner.

V
Het ideale museum actualiseert het verleden door historische gelaagdheid en diepgang aan te brengen in projecten met een actuele zeggingskracht. Het museum kan op een fantastische manier navigeren door de geschiedenis; het kan herinterpreteren, leren en laten leren door ontwikkelingen te duiden en door te laten zien dat er vele kunstgeschiedenissen te schrijven zijn. Om kennis van het historisch erfgoed in verband te kunnen brengen met actuele ontwikkelingen, moeten conservatoren met kennis van de museale verzamelingen actief betrokken zijn bij de museale presentatiepraktijk. Maar net zoveel ruimte is nodig voor de inbreng van jonge kunstenaars en tentoonstellingsmakers, voor nieuwe initiatieven en voor de ontwikkeling van polemische tentoonstellingen.

VI
Het epicentrum van de hedendaagse kunst bevindt zich niet in de musea, maar in de hybride werkelijkheid daaromheen. Hedendaagse beeldende kunst is een onophoudelijk proces van vertrek en aankomen, langs alle mogelijke routes van beelden, situaties, expressies, samenwerkingsprojecten en territoria. Documenta’s en biënnales vormen de nieuwe centra waarin het circus van de hedendaagse kunst tijdelijk neerdaalt in een vluchtig samenspel van makers en publiek. In dit krachtenveld is het museum niet meer richtinggevend, maar kan het wel diepgang geven aan het primaat van de vluchtigheid, door juist meer tijd te nemen, door terug te kijken, door vragen te stellen en door reflectieve momenten te creëren. VII Er is een nieuwe generatie van jonge kunstenaars actief, die in hun werk direct reageert op de hedendaagse visuele cultuur. Deze kunstenaars trekken zich niet terug in hun ateliers, ze verschuilen zich niet achter pure esthetiek en ze zijn niet primair uit op individuele expressie. Zij maken bij voorkeur geen zuiver persoonlijke, autonome objecten die losstaan van de realiteit, maar creëren in plaats daarvan nieuwe verbanden die ervaring, ontroering of kritische beschouwing mogelijk maken. Hun kunstwerken kunnen elke mogelijke vorm aannemen: schilderkunst, sculptuur, film en video, fotografie, digitale media, performance, mode, vormgeving, architectuur, tekeningen en installaties, of juist combinaties daarvan. Zij helpen ons de bestaande beeldcultuur te analyseren en er nieuwe betekenissen in te vinden. Het mondige museum speelt hierop in door de analyse van visuele cultuur te stimuleren, en door een omslagpunt te forceren in de traditionele manier waarop wij naar kunst kijken.

VIII
Het mondige museum voor moderne en hedendaagse kunst is niet langer een ontzagwekkend instituut. Het is geen witte, sacrale ruimte, geen koninkrijk, geen kerk, geen wetenschappelijk instituut en zeker geen school. Het is een levendige, hybride plek, waarin het samenspel tussen verschillende artistieke disciplines een bindende factor vormt, en waar inspirerend teamwork leidt tot avontuurlijke combinaties van verzamelingen, presentaties en gebeurtenissen. Dit type museum fungeert als een venster op een complexe en kleurrijke wereld, waarbij het publiek wordt uitgedaagd om een individuele, reflectieve positie in te nemen. In een geleidelijk, schokkend, confronterend of speels proces van kijken, denken en verwerken kunnen standpunten worden uitgewisseld en nieuwe meningen gevormd. Een dergelijk museum heeft stevige wortels in het verleden en zoekende tentakels die geopend zijn naar de wereld.

Stijn Huijts is directeur van Museum Het Domein in Sittard,
Edwin Jacobs is voormalig directeur van Museum Jan Cunen in Oss en ‘cultuurmakelaar’ in de gemeente Tilburg,
Meta Knol is conservator van het Centraal Museum in Utrecht.

Dit artikel verscheen op 7 december 2006 in NRC Handelsblad



Museologie /

Netwerk


Meta Knol

Kunsthistoricus

Edwin Jacobs

Directeur Centraal Museum